(Intermezzo)

Gisterenmiddag mocht ik in een bomvolle bibliotheek de twee boeken van Joep Bremmers en Frank Puylaert over de oorsprong van de naam Vlissingen aanprijzen. Uiteraard kon ik het niet laten om ook een van mijn eigen nieuwe inzichten over het ontstaan van het eerste dorp Vlissingen aan de openbaarheid prijs te geven en de eerste van een nieuwe reeks historische situatiekaarten te laten zien. Na april 2015 uiteraard ook te raadplegen in: "Vissers, Kapers, Arbeiders. Vlissingen 700 jaar stadsrechten" - www.vlissingen700.nl.

(121) Keibank

De visserij in Vlissingen heeft een bewogen geschiedenis. De stad was in de Middeleeuwen de belangrijkste vissersstad van Zeeland en het Brabantse en Vlaamse gebied rond de Westerschelde, maar zou die status in de zeventiende eeuw volledig verliezen. Pas op het eind van de negentiende eeuw kwam daarin verandering toen een groot deel van de Arnemuidse vissers verhuisde naar Vlissingen nadat de Sloedam het stadje had afgesloten van de rivier.

In 1925 was de Vlissingse visserij al weer een aanzienlijke bedrijfstak. De vloot die in de vissershaven, de voormalige Engelse Haven, lag telde 21 hoogaarzen, één botter, drie motorbotters en één blazer. De totale bemanning bedroeg 96 koppen. Daarnaast maakten ongeveer 30 hoogaarzen uit Arnemuiden gebruik van de Vlissingse vissershaven. Het onderhoud aan de vaartuigen vond plaats op de Zeehondenwerf die aan de zuidelijke oever van de haven was gevestigd. Voor het onderhoud aan de hoogaarzen werd ook gebruik gemaakt van de zogenaamde keibank, een versterkte ondiepte in de haven waar de schepen met hoog water op werden gezet. Bij laagwater kwamen ze droog te liggen, waarna de werkzaamheden konden beginnen. In de Vissershaven lag ook al in de negentiende en twintigste eeuw een keibank. Die was het eigendom van de stad Vlissingen en het gebruik was gereglementeerd in een officiële gemeentelijke verordening. In de gemeenteraadszitting van 28 januari 1863 werd besloten om een nieuwe te maken, omdat de "... noodzakelijkheid eener keibank gebleken ..." was. De begroting bedroeg 1.050 gulden voor het uitgraven van de grond, de materialen en de arbeidslonen. De bank zou worden voorzien van drie balken, waarover dwarsbalken konden worden bevestigd. Voor schepen met een scherpe kiel werd op de dwarsbalken nog een extra rib aangelegd zodat ze bij afgaand water niet al te hard tegen de beschoeiing zouden vallen. De keibank, gelegen naast de zeehondenwerf en langs de glooiing van het arsenaal, was ook in 1967 nog in gebruik voor het droogzetten van schepen. In dat jaar was er een plan van Rijkswaterstaat om een nieuwe vissershaven aan te leggen buiten de zeedijk. De oude vissershaven moest in het kader van het Deltaplan worden afgedamd. Er was ook een nieuwe keibank begroot, in de hoek onder de Oranjemolen. Hiervoor werd 125.000 gulden uitgetrokken. De plannen zijn nooit gerealiseerd. Wel verdwenen de Zeehondenwerf en de keibank. Ervoor in de plaats kwamen zeilschepen en plezierjachtjes.

(120) “Vroolijke bevolking”

Het gebeurt niet zo heel vaak, maar af en toe kom ik bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van Vlissingen een stukje tekst tegen waar ik niet veel meer bij hoef te vertellen omdat alles er al in staat en omdat het ook voor de lezer van vandaag nog zeer goed leesbaar is. Dat was het geval toen ik een brochure over Vlissingen uit 1925 tegenkwam. In het boekje, dat inclusief de “Advertentien” 92 pagina’s telt, staat ook een tekst over het toerisme, en vooral over de natuurlijke voordelen van de stad: het op het zuiden gelegen strand, het fenomenale uitzicht en het unieke licht. Nu heb ik zelf ook als eens een poging gedaan om dat laatste te beschrijven (het boekje Vlissings Licht, nog steeds gratis te verkrijgen bij het muZEEum), maar in hetgeen de auteur uit 1925 presteerde moet ik mijn meerdere erkennen. Ik ga het me dan ook deze week zeer gemakkelijk maken en wil u laten genieten van een ongegeneerd stukje Vlissingen-promotie, van de hand van een niet-Vlissinger, de heer J.W.A. Mulder, secretaris van de landelijke Vereniging voor Vreemdelingenverkeer:

“Onder de talrijke zaken, die een bezoek aan de gemeente (met de flesch in haar wapen) tot een groot genoegen maken, noemen wij allereerst de wondere belichting, die zoo schoon is, dat elk object er schijnt te leven in een tintelend glanzend bewegen. De Trilling van de lucht, ontstaan door ongelijkmatige verwarming van land, zee en ondiepte is de oorzaak van dit verschijnsel, hetwelk elken liefhebber van natuurstemmingen direct moet opvallen. Het ligt als een betoovering over het lage land, duin en wijde zee; het gloeit een ieder tegemoet, het verdiept de purperen en blauwe schaduwen, het vermooit zelfs den meest heiligen dag. Het vindt zijn weerspiegeling in de blijde levensstemming van de vroolijke bevolking van de stad, die langgerekt ligt langs den breeden Scheldemond. Het badleven te Vlissingen kenmerkt zich door vroolijkheid, ongedwongenheid, familieleven, gezondheid, enzo.. Alle factoren zijn aanwezig voor grootte uitbreiding van deze unieke badplaats, die in afwijking van de overige Nederlandsche badplaatsen met het front gericht is op het Zuiden. Elk zonnestraaltje schijnt er als het ware voor de badgasten bestemd te zijn. De getijde-stroomen zijn in de Scheldemond zeer krachtig, waardoor hier de versterkende invloed van den zeebaden nog verhoogd wordt. De gemiddelde temperatuur is eenige graden hooger dan in het verdere Nederland. (…) Tot Westkapelle toe strekt zich een verrukkelijk duinlandschap uit, een eldorado voor elken natuurliefhebber. (…) Aan zee te kunnen vertoeven met in de nabijheid het meest romantische deel van Nederland, met het gezicht op een der drukst bevaren vaarwaters van Europa, waar men de antieke hoogaarts ziet zeilen naast de trotsch voortbewegende moderne zeekasteelen, is het ideaal waarvan ieder kinderhart moet droomen. (…) Degene, die eenmaal genoten heeft van een zonsondergang aan het Vlissingsche strand met den grooten waterplas te eener zijde en het fraaie landschap te anderer zijde, die vergeet niet licht en keert gaarne terug naar deze gezellige badplaats, die zoo gemakkelijk bereikbaar is voor landgenoot en vreemdeling.”

Het is maar dat u het weet!

(119) Gemeentelijk huishoudboekje uit 1925 op orde

Ik heb even getwijfeld of ik het volgende artikel over de gemeentelijke financiën in 1925 wel zou moeten schrijven. Die waren namelijk behoorlijk op orde in die tijd en een lofzang op de bestuurders toen, kan makkelijk worden gezien als een vorm van kritiek op de huidige politieke verantwoordelijken. Aan dat laatste zal ik me niet wagen. De werkelijkheid is vaak complexer dan de publieke opinie graag zou willen en ik heb een rol als beste stuurman aan de wal nooit geambieerd. Waar ik wel een voorstander van ben, is het bevorderen van kennis over het verleden. Een paar lesjes geschiedenis als begin van politieke besluitvorming kunnen daarom nooit kwaad.

Terug naar 1925. Hoewel er in de jaren twintig in Vlissingen werd gewerkt aan grote infrastructurele projecten, was het huishoudboekje op orde. Dat is opvallend, omdat er in deze jaren werd gewerkt aan een zeer grote uitbreiding van de Buitenhaven, een project dat de haven van Vlissingen tot grote hoogten moest gaan opstuwen. Een project ook dat vergelijkbaar was met de omvang van het huidige Scheldekwartier-project. Door slim politiek lobbywerk van het stadsbestuur, waarbij vooral burgemeester Albert van Woelderen een grote rol speelde, was de landelijke overheid bereid gevonden om een grote financiële bijdrage te leveren en alle procedurele belemmeringen uit de weg te ruimen.

De totale gemeentelijke schuld op 1 januari 1925 bedroeg iets meer dan twee miljoen gulden. Hierop werd jaarlijks een bedrag van 56.160 gulden afgelost. De rentelasten bedroegen 78.048 gulden. Opmerkelijk was dat deze schuld voor een belangrijk deel was ontstaan in de periode 1650-1791. In 1818 was dit 920.337 gulden. In 1925 bedroegen de inkomsten uit belastingen 669.560 gulden. In de tabel staan deze gespecificeerd. De belasting was progressief. Wie 1.000 gulden per jaar verdiende, hoefde daarvan maar elf gulden te betalen. Mensen met een inkomen van 50.000 gulden waren jaarlijks 4.618 gulden verschuldigd aan de Vlissingse ontvanger. Het hebben van kinderen was daarbij voordelig. In de laagste inkomensklassen behoefde een gezin met minsten twee kinderen helemaal niets te betalen.
---------------------------------------
Plaatselijke belasting: 488.000
Grondbelasting: 38.820
Personele belasting: 45.640
Straatbelasting: 29.200
Dividendbelasting: 7.200
Vermogensbelasting: 8.500
Hondenbelasting: 4.200
Belasting op toneel: 18.000
Zakelijke belastingen: 30.000
Totaal: 669.560
---------------------------------------
Tabel. Inkomsten gemeente Vlissingen in 1925.

Het huishoudboekje in 1925 zag er voor wat betreft de uitgaven niet heel veel anders uit dan tegenwoordig, met dat verschil dat ze in balans waren met de inkomsten. Er was, naast de jaarlijkse rentedruk, voldoende geld voor cultuur (!), politie, brandweer, sociale uitkeringen, de aanleg van wegen, straatverlichting, ziekenzorg en ambtenarensalarissen. Misschien toch tijd voor geschiedenisles?

(118) Walstraat: even druk als het Rokin

Vlissingen heeft nog steeds veel meer plus- dan minpunten. De stad wordt jaarlijks bezocht door vele tienduizenden toeristen en cultuur- en sportliefhebbers. Die komen niet voor niets en de indruk bestaat dat deze aantallen nog veel hoger kunnen uitpakken. De Boulevard van Vlissingen is in 2014 uitgeroepen tot de minst lelijke van Nederland, een beoordeling die we ook kunnen omdraaien: die van Vlissingen is de mooiste. Deze meer dan twee kilometer lange weg langs de stranden, de glooiingen, de paalhoofden, de strekdammen en de oude vestingwerken is een trekpleister van de eerste orde, waarover altijd en op ieder uur van de dag mensen lopen, slenteren, flaneren, fietsen en autorijden. Verschillende keren per jaar worden er markten georganiseerd over de gehele lengte of een groot deel ervan. Op die dagen en avonden bezoeken tienduizenden toeristen de stad en waant Vlissingen zich voor een paar uur het centrum van de provincie en het land.

Hoewel er door de Vlissingers zelf behoorlijk wordt geklaagd over de binnenstad van Vlissingen, waarschijnlijk vanwege de leegstand die op sommige plaatsen inderdaad een vervelende aanblik biedt, is dat aan de passantenstromen nauwelijks te merken. Een onderzoek uit september 2008 wees uit dat er op een zaterdag tussen tien uur ’s morgens en vijf uur ’s middags 15.400 mensen voorbij liepen. Door de drukste winkelstraat van Nederland, de Kalverstraat in Amsterdam, liepen op een zaterdag gedurende dezelfde uren op het drukste punt, 49.500 winkelende mensen, drie keer zoveel als in Vlissingen, maar dan hebben we het wel over de drukste winkelstraat van Nederland. Op het Rokin en op het Spui in de hoofdstad waren die aantallen echter respectievelijk 15.400 en 12.200. Hetzelfde als in Vlissingen en een vijfde minder.

De Walstraat, ter hoogte van nummer 100, was in Vlissingen veruit het drukste punt, daarna kwam nummer 156 in dezelfde straat en de lange Zelke ter hoogte van de nummers 2 en 89A. Net als in de meeste andere steden was de anderhalf uur tussen kwart voor twee en kwart over drie het drukste tijdstip. Per week kwamen er dat jaar 77.100 mensen winkelen in de Vlissingse binnenstad. Vrijdag, zaterdag en woensdag waren de meest geliefde dagen. Aangenomen mag worden dat zich op die zaterdag in september tussen het winkelend publiek veel toeristen bevonden, maar dat geldt ook voor Amsterdam. Als toeristenstad scoort Vlissingen overigens, met 1.402 arbeidsplaatsen, beter dan de vier andere grote Zeeuwse steden Middelburg, Goes, Terneuzen en Zierikzee. Daarmee neemt de sector 8,1 procent van de totale werkgelegenheid in Vlissingen voor haar rekening.