(139) Rechtspraak het belangrijkst in 1315


De officiële geboortedatum van de stad Vlissingen was 2 april 1315. Op die dag tekende graaf Willem de Derde de oorkonde waarin alle rechten, verboden en geboden waren opgesomd. Het document begon met een vriendelijke groet van de graaf aan de lezers en eindigde met de mededeling dat de stadsrechten van Vlissingen onverbrekelijk waren en ook voor het nageslacht moesten gelden. Tussen de groet en de ondertekening werden in 47 artikelen de details uitgewerkt: twee artikelen over vrijheid, vier over handel en 41 over recht en bestuur. Met de vrijheid was de graaf dus vrij snel klaar. Hij vermeldde deze direct al in de eerste twee artikelen waarin vreemdelingen werden aangemoedigd naar de stad te komen. Ze mochten er wonen, werken en handel drijven. Handelaren van buiten werden gestimuleerd om goederen vanaf de Vlissingse haven te verschepen of op te slaan. Twee van de vier handelsartikelen moesten de kooplui vooral het idee geven dat handel drijven in Vlissingen geen risico’s met zich meebracht. Er waren zelfs financiële garanties wanneer er iets zou misgaan. Het derde regelde de wekelijkse markt op dinsdag en het vierde de continuïteit van de watermolen: koren mocht alleen worden gemalen in de Vlissingse molen op de dijk tussen het Molenwater en de haven. Wie dat niet deed, riskeerde een boete die twee keer hoger was dan de kosten die er normaal gesproken mee waren gemoeid. Dat laatste artikel was in het voordeel van de graaf, want hij was de eigenaar van de molen.

Ook de rest van het stadsrechtendocument, de 41 rechtsartikelen, strekte de graaf niet bepaald tot nadeel. Natuurlijk, het was wetgeving die de Vlissingers en de handelaren die op bezoek waren, de relatieve zekerheid verschafte dat orde en vrede zouden worden gehandhaafd. In de 14e eeuw was dat, vooral buiten de stadsmuren, nog een zeldzaamheid. In de rechtsartikelen ging het vooral over zakelijke geschillen, diefstal, goede zeden, vechtpartijen en brandstichting. Het voordeel voor de graaf zat vooral in de wijze waarop overtredingen werden bestraft: meestal met een boete, die voor het grootste deel in de grafelijke schatkist verdween. In maar liefst 22 artikelen kwamen boetes voor, voor een totaalbedrag van 232 Franse ponden. Hiervan streek Willem de Derde het meeste op: 160 pond. De stad kreeg er 22, de groep gedupeerden 40 en de stadsregering 11. Al deze zaken werden geregeld door de zogenaamde vierschaar , het gerechtshof, waarin minimaal negen schepenen zitting moesten hebben, aangevuld met twee leden van de gemeenteraad. De voorzitter was de rechter, de schout. Deze trad op als aanklager. De vierschaar had voor alle geschillen, overtredingen en misdrijven de bevoegdheid om recht te spreken, behalve wanneer de doodstraf moest worden gegeven. Dat was de exclusieve bevoegdheid van de graaf of zijn afgezant. In Vlissingen kon in 1315 de doodstraf worden gegeven voor moord, beroving waarbij de beroofde zelf niet aanwezig was en de ontvoering van een vrouw of een kind. De straf werd voltrokken door ophanging of onthoofding. Wie tot de vierschaar behoorde en dus schout of schepen was, genoot daarvan voordeel: bij veel kwesties ontving hij een deel van de boete. In sommige gevallen was er nog een extraatje, bijvoorbeeld wanneer een van de gedaagden tijdens de rechtszitting begon te vechten. Het kwam wel voor dat een schepen zelf op de vuist ging met een gedaagde of een collega. In dat geval moest een boete worden betaald die terecht kwam bij de gedupeerde, de graaf en de stad. Iedere betrouwbare poorter van Vlissingen kon worden aangewezen als schepen. Wie weigerde, kreeg een boete. Wanneer een schepen niet kwam opdagen bij een rechtszitting, werd dat bestraft. Het is daarom niet uitgesloten dat sommige poorters de functie niet aanvaardden. Hoewel het geld opleverde, kostte het veel tijd, die men misschien beter kon besteden aan de eigen handel.

(138) Meer dan 20 toneelstukken


Jacobus Bellamy en Betje Wolff, die leefden en werkten in de 18e eeuw, worden gezien als de belangrijkste Vlissingse schrijvers uit de geschiedenis. De laatste eeuw uitgezonderd, omdat ook de winnaar van de P.C. Hooftprijs Hans Verhagen en de veelvuldig gelauwerde schrijver, dichter en kunstenaar Wim Hofman aan dit illustere rijtje kunnen worden toegevoegd. Vergeten wordt vaak dat ook de negentiende eeuw een aantal bekende schrijvers heeft voortgebracht. Ik schreef op deze plek al eerder over de jong gestorven beeldhouwer en dichter Jan François Brouwenaar. De tweede belangrijke auteur uit deze eeuw was Arie Ruysch.

 Ruysch was in Rotterdam geboren op 24 februari 1797 en had in 1815 als korporaal meegevochten tijdens de Slag bij Waterloo en de daaropvolgende veldtocht door Frankrijk. Hij bleef tot 1822 als infanterist in militaire dienst en vestigde zich daarna in Sas van Gent als medewerker van de belastingdienst. Diezelfde functie bracht hem korte tijd later naar Vlissingen waar hij zelfstandig ondernemer werd en zich daarnaast ging wijden aan het schrijven van toneelstukken. Hij handelde in wijn en steenkolen, werd lid van de Vlissingse gemeenteraad en nam plaats in het bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Hij was, vanuit een vrijzinnige levensvisie, lid van de in de 18e eeuw opgerichte Vrijmetselaarsloge L’Astre de L’Orient. In de periode van de Rijkswerf bestond het ledenbestand, naast de commerciële en bestuurlijke elite, voor een belangrijk deel uit marineofficieren. Later verliet Ruijsch dit gezelschap en sloot hij zich aan bij de katholieke kerk omdat zijn visie op het leven was veranderd. Tijdens de Belgische opstand was Ruijsch zeer betrokken bij het lot van de Nederlandse soldaten en hielp hij een gewonde kanonnier. Koning Willem de Eerste besloot in 1837 om hem daarvoor de Rijks-gouden medaille te geven. Later, in 1865, kreeg hij voor zijn rol tijdens de Slag bij Waterloo met terugwerkende kracht het Zilveren Kruis der vrijwilligers. Ruijsch schreef meer dan 20 toneelstukken die een grote variëteit kenden: drama's, zangstukken, treurspelen en blijspelen. Hiervoor ontving hij verschillende prijzen. Zijn werk werd vaak opgevoerd en meerdere keren herdrukt. Ruijsch overleed in 1871 aan de gevolgen van een beroerte. Hij was twee keer getrouwd maar liet geen kinderen na. 

Enkele titels van zijn toneelstukken zijn: Verkeerd adres, Het wisselregt of de kus aan tooner, Moederliefde en heldenmoed, Geregtigheid en wraak, Alva’s schrikbewind en Zoo werd hij rijk.

(137) Smokkelhandel op Engeland

Omstreeks 1780 ontstond vanuit Vlissingen een levendige smokkelhandel met Engeland. De oorzaak was gelegen in de hoge invoerrechten die dat land hief op thee, tabak en sterke drank. Mede hierdoor groeide er een groot tekort aan arbeidskrachten. De situatie was zo nijpend, dat er werd overwogen om de armengelden af te schaffen. Dit gold voor heel Walcheren. In Middelburg riep men op om de bedelaars niet meer te ondersteunen. Die moesten maar gaan werken.

Tussen 1778 en 1780 verhuisden er meer dan 230 Engelsen naar Vlissingen. Vlissingen ontving deze immigranten met open armen en verleende de meeste het poorterschap. Omstreeks 1795 kwam een tweede stroom op gang. De reden was de inval van de Fransen in de Republiek die daardoor automatisch in oorlog verkeerde met Engeland. De onderlinge handel werd verboden, ook door de Engelsen zelf. Het gevolg was echter dat dit verbod juist een stimulans werd voor de smokkelhandel. Weer kwamen er honderden Engelsen, vooral uit Folkstone, in Vlissingen wonen en weer maakte de stad, in tegenstelling tot Middelburg en Zierikzee, een nieuwe bloeiperiode door, ondanks de Franse aanwezigheid. De schippers kwamen op papier niet uit Engeland, maar uit plaatsen in Vlaanderen, Spanje en Noord-Europa. In werkelijkheid betrof het vooral de handel tussen Engeland en Zeeland, waarbij suiker, dat in Vlissingen werd ingevoerd, en jenever, dat werd uitgevoerd, de winstgevendste producten waren. Hoewel er geen aantoonbaar verband is tussen de migratiebewegingen en de smokkelhandel, kan worden aangenomen dat ze wel degelijk met elkaar te maken hadden. Deze activiteiten kwamen gedurende de Vierde Engelse Oorlog, tussen 1782 en 1784, voor een deel stil te liggen, maar bereikten in de jaren daarna een hoogtepunt. Toen in 1803 de oorlog tussen Frankrijk en Engeland uitbrak moesten alle Engelse handelaren de stad verlaten, volgens de Fransen omdat die op grote schaal waren betrokken bij de smokkelhandel. Met dat laatste hadden ze gelijk, maar desondanks konden de Vlissingse smokkelaars nog vier jaar hun gang gaan. Handel ging boven oorlog.

Na de Franse annexatie van Vlissingen in 1807 was het definitief afgelopen met de smokkelhandel en geraakte de stad in een vrije economische val omdat de meeste andere bronnen van inkomsten inmiddels waren opgedroogd.

(136) Vlissingen monumentenstad

Voor een stad die zo vaak in haar 700-jarige geschiedenis is verwoest, kent Vlissingen opvallend veel monumenten. De meeste zijn gerestaureerd, gedeeltelijk door de eigenaren zelf, gedeeltelijk door de gemeente Vlissingen. De officiële lijst telt momenteel 333 rijksmonumenten, waarvan 309 in de stad Vlissingen zelf, twaalf in Oost-Souburg, acht in Ritthem, drie in West-Souburg en één in Lammerenburg. Daarmee staat Vlissingen in de landelijke top-50 van Nederlandse steden met de meeste monumenten. In Zeeland hebben alleen Middelburg en Zierikzee er meer. In de Lijst is een selectie opgenomen van de belangrijkste rijksmonumenten in de gemeente.
- Arsenaal
- Beeldenhuis
- Bellamypark, verschillende panden
- Beursgebouw
- Boulevard De Ruyter, de oude vestingwerken
- Dok van Perry
- Fontein ter nagedachtenis aan Elisabeth Wolff en Agatha Deken
- Fort Rammekens
- Gedenksteen Don Pachieco
- Gevangentoren
- Grote of Sint-Jacobskerk
- Hofje Hobeinstraat 13
- Hotel Britannia
- Karolingische Burcht Oost-Souburg
- Kazematten
- Keizersbolwerk
- Lampsinshuis
- Loodsenwoningen
- Nederlands Hervormde Kerk in Oost-Souburg
- Nederlands Hervormde Kerk in Ritthem
- Oranjekazerne
- Oranjemolen
- Pakhuis Branderijstraat 12
- Parklaan 1 in West-Souburg
- Rondeel
- Scheldekraan
- Standbeeld Michiel de Ruyter
- Station NS
- Timmerfabriek
- Vierwindenplein, verschillende panden
- Vissershaven
- Vliedberg (Kasteelberg) in Lammerenburg
- Vliedberg in Ritthem
- Watertorens in Vlissingen en Oost-Souburg
- Westbeer en Oostbeer
- Wooldhuis
- Zeemanserve
- Zeevaartschool
- Verschillende panden: Bellamypark, Beursplein, Beursstraat, Boulevard de Ruyter, Branderijstraat, Breewaterstraat, Commandoweg, Groenewoud, Grote Abeele, Hellebardierstraat, Hendrikstraat, Kalkhokstraat, Kanaalstraat, Kerkstraat, Korenstraat, Koudenhoek, Kromwegesingel, Lepelstraat, Marnixplein, Molenstraat, Nieuwendijk, Nieuwstraat, Oranjedijk, Oranjeplein, Oranjestraat, Oude Markt, Paardenstraat, Plein Vierwinden, Rammekensweg, Ritthemsestraat, Sarazijnstraat, Scherminkelstraat, Slijkstraat, Smalle Kade, Spoorstraat, Spuistraat, St. Jacobstraat, Stenen Beer, Vlissingsestraat, Vrouwestraat, Walstraat, Weteringstraat, Wilhelminastraat, Zandweg, Zeemanserve, Zeilmarkt
-------
Rijksmonumenten in Vlissingen, Oost-Souburg, Ritthem, West-Souburg en Lammerenburg (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Monumentenregister: Vlissingen, Oost-Souburg, Ritthem en West-Souburg (status 26 september 2013).

(135) Vlissingen en de marine

In de stadsgeschiedenis van Vlissingen speelt de marine al 440 jaar een zeer belangrijke rol. Deze relatie begon in april 1572, toen de Vlissingers eigenhandig en zonder hulp van buiten de Spanjaarden versloegen en de stad uitzetten. Vlissingen was daarmee de eerste stad in de Nederlanden die zichzelf bevrijdde. De brief die Willem van Oranje in dat jaar schreef, laat daarover geen twijfel bestaan: hij hoopte dat vele andere steden het Vlissingse voorbeeld zouden gaan volgen.  

Als beloning liet de prins de stad aanzienlijk versterken met nieuwe verdedigingswerken. Ook kwam er een nieuwe, vijfde haven. De meeste invloed op de verdere geschiedenis van Vlissingen had echter het besluit dat Willem van Oranje nam in 1576: hij vestigde er een van de hoofdzetels van de marine, de Zeeuwse Admiraliteit. Mede door de komst van deze vestiging zou Vlissingen in korte tijd veranderen van een vissersstad in een marinestad en, in tijden van oorlog, in een echte kapersstad. In de statistieken komt Vlissingen in de 16e, 17e en 18e eeuw naar voren als de stad met een onevenredig aantal marinemensen, van hoog tot laag. Hoewel de stad bij lange na niet behoorde tot de grootste van de Nederlanden, was het aantal zeehelden dat uit Vlissingen afkomstig was, groter dan in de andere marinesteden: 25. Zij vochten als leidinggevenden mee in maar liefst 36 zeeslagen. De helft daarvan vond plaats tijdens de drie Engelse Oorlogen in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Naast Michiel De Ruyter behoren onder andere illustere namen als Evertsen, Hollaer en Bankert tot dit rijtje. .

De banden tussen Vlissingen en de marine werden in en na de 19e eeuw gecontinueerd. In de eerste plaats was de stad nog steeds een militaire haven. Ze werd ook de vestigingsplaats voor een van de twee marinewerven in Nederland en later, na de oprichting van de scheepswerf De Schelde, de plaats waar vele tientallen schepen voor de Koninklijke Marine werden gebouwd. Deze situatie duurt tot op de dag van vandaag voort. Rond 2000 speelden de zekerheid van de marineorders een grote rol in de overname van De Schelde door Damen. In maart 2014 werd bij de Vlissingse werf Damen Schelde, het vlaggenschip van de Koninklijke Marine, de Karel Doorman, ten doop gehouden. De komende jaren wordt bij de Buitenhaven de nieuwe marinierskazerne gebouwd die plaats moet gaan bieden aan zo’n 2.000 mariniers. Hierdoor zal ook de komende decennia de relatie tussen de Scheldestad en de marine zeer intensief blijven.