(81) Een Vlissings panorama uit 1613

De aanblik van Vlissingen in 1613 is vastgelegd door de Haarlemse schilder Hendrik Vroom als achtergrond van een politieke gebeurtenis, namelijk de aankomst op 29 april van dat jaar van de kleinzoon van Willem van Oranje, Frederik V van de Palts. De schilder was waarschijnlijk onder de indruk van de stad en bracht zoveel mogelijk details in beeld, ook al ging het maar om een achtergrond. Er is dus een hoop te zien.

Helemaal rechts op het schilderij, dus aan de oostkant van de stad zien we het splinternieuwe Nassause Bolwerk. Omdat het eb werd, of net was geweest, torende de stadsmuur, waarvan het bolwerk onderdeel was, een meter of zes boven het water van de Schelde uit: net niet kaarsrecht, maar voldoende om een eventuele vijandelijke klim naar boven onmogelijk te maken. Enkele tientallen meters westwaarts doemde het volgende bolwerk op: de Orange Punt, met  een kleine waterpoort. Door de poort liep een smal voetpad dat vanuit de stad rondom de bolwerken kronkelde. Het pad, dat met vloed waarschijnlijk onder water stond, gaf ook toegang tot het oostelijke, uit houten palen opgetrokken havenhoofd. Langs het poortje stroomde de nieuwe brede toegang tot de Oosterhaven.

Indrukwekkend was het spel van de vele scheepsmasten die het silhouet van de stad diepte gaven en ons duidelijk maken dat Vlissingen was doorsneden met havens. Wanneer we onze blik verder westwaarts richten, zien we de oude binnenstad die bijna geheel boven de zeewering uittorende: zowel de huizen als de gebouwen. Het lijkt wel of de muren daar lager waren dan die aan de oostkant van de stad. Gezichtsbedrog, omdat de oude stadsdelen wat hoger waren dan de nieuwe en omdat de schilder gebruik maakte van een zekere perspectiefwerking. Het eerste gebouw dat opvalt is het Prinsenhuis, het paleis van Willem van Oranje waarvan de bouw al in 1582 startte. Vanaf het Prinsenhuis tot aan de ingang van de Oude en de Nieuwe Haven zien we vier kerktorens. Van links naar rechts: de nieuwe Middelkerk uit 1585, het Sint Pieters Kerkenhuis dat het onderkomen was van het Vissersgilde, de Groote kerk met twee torens en tenslotte de oude Middelkerk uit 1460. Tussen het Prinsen- en het Kerkenhuis stond aan de noordkant van de Pottekaai een enorm werktuig, dat hoog boven de daken van de huizen uitstak: de mastkraan waarmee de schepen konden worden gelost en geladen.

Schuin voor de Grote Kerk gunt de schilder ons een inkijkje in de Oude Haven van Vlissingen. We zien de een stuk van de kade, het Rondeel en de nieuwe houten dubbele ophaalbrug  tussen het oostelijk en het westelijk deel van de stad. We kunnen nu ook goed de huizen langs de oostelijke kade van de Oude haven zien: hoge herenhuizen van meestal vijf verdiepingen en voorzien van trap- of klokgevels. Dat wijst erop dat degenen die daar woonden, vooral reders en rijke handelaren, zich konden meten met hun collega’s in steden als Middelburg en Amsterdam waar de duurdere grachtenpanden ook deze omvang hadden.

De toegang tot de haven aan de zeezijde werd geflankeerd door een waterpoort, de Oostpoort, en het Keizersbolwerk en had ongeveer dezelfde breedte als die van de Dokhavens. We lopen over de brug en komen in het westelijke stadsdeel. Ook hier staken de huizen hoog boven de zeewering uit. Aan deze kant geen torens van kerken, wel van gebouwen die een meer wereldlijk doel hadden. Van rechts naar links: de koopmansbeurs, het oude stadhuis, het gerechtshof, het gebouw van de voormalige Admiraliteit, het weeshuis uit 1580, de Waag uit 1511, het monumentale nieuwe stadhuis en tenslotte de toren van de voormalige Westpoort die in 1613 dienst deed als gevangenis en sinds die tijd in de volksmond Gevangentoren werd genoemd. Helemaal links,  op het meest westelijke puntje van Vlissingen, de Leugenaar, stond de korenmolen, aangedreven door de wind die daar, toen ook al, altijd waaide.