(107) Drie dagen feest

Op 8, 9 en 10 september 1873 beleefde Vlissingen een feest zoals dat al meer dan een eeuw niet meer had plaatsgevonden. De aanleiding was dan ook niet gering. Voor het eerst sinds 1613 had Vlissingen weer nieuw havenoppervlak erbij gekregen en het was meteen zeer fors: de bestaande 12 hectare werd meer dan verdrievoudigd, naar 38 hectare. De lengte van de kaden was verdubbeld: van vijf naar tien kilometer. Er waren drie havens bijgekomen: de Eerste en Tweede Binnenhaven en de Buitenhaven. Daarnaast was er de uitloop van het eveneens nieuwe Kanaal door Walcheren waar ook schepen konden afmeren en werd de spoorlijn naar Middelburg geopend waardoor Vlissingen voor het eerst in haar geschiedenis een doorlopende verbinding kreeg met het vaste land van Nederland en daarmee van Europa.

Het drie dagen durende festijn, waarbij op de eerste dag ook koning Willem de Derde en zijn broer Prins Hendrik aanwezig waren, stak schril af bij de situatie waarin Vlissingen verkeerde: een uit de jas gegroeide arbeidersstad, waar nauwelijks nog bedrijvigheid was. De in 1814 opgerichte Marinewerf was in 1868 van overheidswege verplaatst naar Holland, de havens waren leeg en in de paar fabriekjes die er stonden,  was werk voor slechts enkele honderden mensen. Tussen 1862, toen de eerste geruchten over de verhuizing rondgingen en 1873, hadden ongeveer 2.500 mensen de stad verlaten. Inclusief gezinsleden waren dat 500 tot 600 kostwinners. Door de sluiting zelf  werden 382 mensen werkloos. Van hen was het grootste deel ook al vertrokken en voor degenen die overbleven was er nauwelijks werk. In september 1873 kon men nog niet inschatten hoe de toekomst er werkelijk zou gaan uitzien. Dat er een behoorlijke dosis optimisme aanwezig was bij zowel het gemeentebestuur als de bevolking, zal niemand verbazen. De nood was hoog en het voltooien van de nieuwe havens, het kanaal en de spoorlijn hadden het idee doen postvatten dat de stad binnen afzienbare tijd weer welvarend zou zijn. Het bericht dat er een feest van maar liefst drie dagen zou komen, had waarschijnlijk de laatste sceptici over de streep getrokken. Zelf in de achttiende eeuw duurde een feest in Vlissingen niet langer dan één dag.

Van de festiviteiten is een uitgebreid verslag gemaakt door de Middelburger Coenraads Pieterse die alle drie de dagen aanwezig was. Nog in hetzelfde jaar lag het boekje dat hij ervan maakte, in de Zeeuwse boekwinkels voor 75 cent. De opbrengst zou, onder aftrek van de gemaakte onkosten, ten goede komen van een kanonnier die tijdens de plechtigheden in aanwezigheid van de koning, een arm verloor en "... voor wien de feesten van Vlissingen 't begin zijn geweest van zijn volgend kommervol leven."