(116) Doofpotaffaire

Ondanks hun grote aanhang en invloed in de plaatselijke politiek, waren de S.D.A.P. en de vakbeweging in Vlissingen tijdens de grote wereldcrisis van de jaren dertig van de vorige eeuw niet actief betrokken bij het oplossen van het werkloosheidsprobleem. Wél zetten zij zich in voor het zo goed mogelijk financieel ondersteunen van de getroffenen. Hierbij botsten ze niet zelden met hun eigen vertegenwoordigers in de gemeenteraad, waar de S.D.A.P. verreweg de grootste partij was

Vanaf 1929 verkreeg de landelijke overheid een veel steviger greep op de gemeentelijke belastingen dan voorheen. De crisis gold daarbij als motivatie om de gemeenten aan te moedigen zoveel mogelijk te bezuinigen. Menigmaal kwam het voor dat een begroting werd afgekeurd. Voor de socialisten in de Vlissingse gemeenteraad was deze strenge regelgeving een doorn in het oog. Zij vonden de plaatselijke financiële regelingen voor werklozen te weinig en hadden niets op met de werkverschaffing omdat daar zeer lage lonen werden uitbetaald. Liever zagen zij dat dit soort werk volwaardig werd beloond. Toen de crisis verergerde kwam er in de S.D.A.P. een discussie op gang of werkverschaffing op de oude manier wel of niet beter en menswaardiger was dan gewone steunverlening zonder tegenprestatie. In de dagelijkse praktijk echter werden beide gehanteerd en aangevuld met liefdadigheid. In feite deden de socialisten aan dat laatste ook mee door het organiseren van cursussen om de vakbekwaamheid op peil te houden en zo mogelijk te vergroten. Gemiddeld hadden deze cursussen 100 deelnemers per jaar.

De partij werd in 1936 opgeschrikt door een schandaal dat de landelijke aandacht trok en dramatisch eindigde. De plaatselijke voorzitter van de S.D.A.P., A.C. Van Hal, had in zijn functie als ambtenaar bij de N.S. geld verduisterd om een familielid te helpen. Eind augustus 1936 werd hij hiervoor gearresteerd. Zijn partijgenoot en wethouder van Vlissingen, J. de Meij, was op de hoogte maar had de zaak niet gemeld. Hij had hem in plaats daarvan  geholpen om het geld weer aan te zuiveren. De Meij pleegde na de arrestatie van Van Hal zelfmoord door zich te verdrinken in het Kanaal door Walcheren. Of het aan de affaire lag, aan het beleid dat werd gevoerd of aan de verbeterde economische omstandigheden is niet meer na te gaan, maar bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen van 1939 verloor de partij twee van de zeven zetels. Door de toekenning van een restzetel bleef het verlies beperkt tot één. De S.D.A.P. bleef met zes vertegenwoordigers wel verreweg de grootste partij van Vlissingen. Dat was twee keer zoveel als de op één na grootste partijen, de antirevolutionairen en de rooms-katholieken. Het speerpunt was in de jaren daarvoor, waarin de crisis zo goed als bedwongen leek, verschoven van het helpen van de werklozen naar het creëren van meer werkgelegenheid. Maar misschien was dat een vroege vorm van politiek opportunisme van de socialisten.