(121) Keibank

De visserij in Vlissingen heeft een bewogen geschiedenis. De stad was in de Middeleeuwen de belangrijkste vissersstad van Zeeland en het Brabantse en Vlaamse gebied rond de Westerschelde, maar zou die status in de zeventiende eeuw volledig verliezen. Pas op het eind van de negentiende eeuw kwam daarin verandering toen een groot deel van de Arnemuidse vissers verhuisde naar Vlissingen nadat de Sloedam het stadje had afgesloten van de rivier.

In 1925 was de Vlissingse visserij al weer een aanzienlijke bedrijfstak. De vloot die in de vissershaven, de voormalige Engelse Haven, lag telde 21 hoogaarzen, één botter, drie motorbotters en één blazer. De totale bemanning bedroeg 96 koppen. Daarnaast maakten ongeveer 30 hoogaarzen uit Arnemuiden gebruik van de Vlissingse vissershaven. Het onderhoud aan de vaartuigen vond plaats op de Zeehondenwerf die aan de zuidelijke oever van de haven was gevestigd. Voor het onderhoud aan de hoogaarzen werd ook gebruik gemaakt van de zogenaamde keibank, een versterkte ondiepte in de haven waar de schepen met hoog water op werden gezet. Bij laagwater kwamen ze droog te liggen, waarna de werkzaamheden konden beginnen. In de Vissershaven lag ook al in de negentiende en twintigste eeuw een keibank. Die was het eigendom van de stad Vlissingen en het gebruik was gereglementeerd in een officiële gemeentelijke verordening. In de gemeenteraadszitting van 28 januari 1863 werd besloten om een nieuwe te maken, omdat de "... noodzakelijkheid eener keibank gebleken ..." was. De begroting bedroeg 1.050 gulden voor het uitgraven van de grond, de materialen en de arbeidslonen. De bank zou worden voorzien van drie balken, waarover dwarsbalken konden worden bevestigd. Voor schepen met een scherpe kiel werd op de dwarsbalken nog een extra rib aangelegd zodat ze bij afgaand water niet al te hard tegen de beschoeiing zouden vallen. De keibank, gelegen naast de zeehondenwerf en langs de glooiing van het arsenaal, was ook in 1967 nog in gebruik voor het droogzetten van schepen. In dat jaar was er een plan van Rijkswaterstaat om een nieuwe vissershaven aan te leggen buiten de zeedijk. De oude vissershaven moest in het kader van het Deltaplan worden afgedamd. Er was ook een nieuwe keibank begroot, in de hoek onder de Oranjemolen. Hiervoor werd 125.000 gulden uitgetrokken. De plannen zijn nooit gerealiseerd. Wel verdwenen de Zeehondenwerf en de keibank. Ervoor in de plaats kwamen zeilschepen en plezierjachtjes.