Peter van Druenen
Het lijkt - na 11 van de 15 afleveringen in dit feuilleton - aannemelijk dat de opstand van 6 april 1572 niet de spontane, romantische en door het calvinisme geïnspireerde gebeurtenis was zoals die door sommige latere kroniekschrijvers en historici is bezongen. In werkelijkheid was het een door zakelijke belangen ingegeven en goed voorbereide machtsgreep, die daardoor volledig los moet worden gezien van de inname van Den Briel op 1 april 1572. De schriftelijke rechtvaardiging voor de opstand, de spijtbetuiging (apologie), die de Vlissingers kort na 6 april het licht lieten zien, ondersteunt deze zienswijze.
In de apologie werden acht redenen opgegeven waarom een opstand tegen het Spaanse gezag onvermijdelijk was geworden. Zeven daarvan hadden direct of indirect de handel tot onderwerp. De apologie was gericht aan de koning, Philips de Tweede, en moet vooral worden gelezen als een aanklacht tegen diens landvoogd, de hertog van Alva. De laatste was volgens het document de grote boosdoener, verantwoordelijk voor het recente verval van de eens zo bloeiende havenstad Vlissingen. Zijn excessief gebruik van geweld, zijn intolerantie en het in zijn opdracht onderbrengen van Spaanse en Waalse soldaten, hadden de handel en de bedrijvigheid in de stad ernstige schade toegebracht. Bovendien had hij privileges en rechten ingetrokken en had hij belastingen ingevoerd die voor de meeste Vlissingers niet waren op te brengen. Als gevolg daarvan waren velen gevlucht om elders hun geluk te beproeven of, nog erger, zelf op rooftocht te gaan.
Voor wat betreft deze laatstgenoemde reden verwezen de opstellers expliciet naar de inname van Den Briel en naar eenzelfde dreiging voor andere Hollandse steden, waarmee ze duidelijk maakten hoe ze tegen de watergeuzen aankeken. Pas in het zevende artikel noemden de Vlissingers een meer militaire reden voor de opstand: het openbreken van de stadsmuren ten behoeve van de bouw van de citadel en het op de rede van Vlissingen voor anker gaan van acht schepen met Spaanse soldaten.
Uit de apologie wordt duidelijk dat de Vlissingers er nog geen rekening mee hielden dat hun opstand wel eens het begin zou kunnen zijn van het losmakingproces zoals dat zich in de jaren daarna zou ontwikkelen. Deze gedachte krijgt nog meer grond onder de voeten wanneer we de reikwijdte van het document nader beschouwen. In slechts twee van de acht artikelen komen we de naam van de stad tegen. De andere zes zijn algemeen gesteld en gaan over de Nederlanden. Dit kan niet anders zijn dan een bewuste keuze van de Vlissingse opstellers: hun opstand tegen Alva en zijn troepen diende een groter en breder doel. De terreur en de economische neergang die daarvan het gevolg was, reikte verder dan de Vlissingse stadsgrenzen. Maar ook: de koning stond niet ter discussie, alleen zijn landvoogd. Wat zou het mooi zijn wanneer de economische rust in de Nederlanden kon terugkeren.
Volgende week: Hoe Filips de oorlog verklaarde aan Vlissingen en de stad volliep met vechtersbazen.
Afbeeldingen:
- Spotprent omstreeks 1572: terwijl Alva vrijt met de hoer van Babylon, raakt de economie van het land in verval (gravure, Rijksmuseum, Amsterdam).
- Laatste artikel van de Apologie van Vlissingen aan Philips de Tweede (Boxhorn, 1644, deel II, 547).