(159) Ali Pisselingh
In de zestiende en zeventiende eeuw werden de kusten van Noord-Afrika Barbarije genoemd en de inwoners van deze streken Barbaren, een verbastering van het woord Berbers dat weer afkomstig was van de oude Grieken die ieder volk waarvan ze de taal niet konden verstaan zo noemden. Een van de grootste en belangrijkste steden van Barbarije was de havenstad Algiers die haar rijkdom vooral te danken had aan de kapersvloot, een der omvangrijkste ter wereld. Dit mede dankzij de inbreng van Europeanen die hun kennis over scheepsbouw en kaapvaart graag deelden met de Noord-Afrikanen, in ruil voor rijkdom en macht. Een van hen was van Vlissingse afkomst en werd op het eind van zijn leven zelfs onderkoning van Algiers. Zijn naam: Ali Pisselingh. Met het noemen van deze naam in relatie tot de geschiedenis van de stad Vlissingen begeven we ons op glad ijs. In Vlissingen zelf is niets te vinden over deze man en zijn familie en ook over zijn geboortejaar tasten we volledig in het duister. Wel kennen we zijn sterfjaar (1645) en weten we dankzij een Franse en een Nederlandse kroniek uit de zeventiende eeuw het nodige over zijn leven in Algiers. De relatie met Vlissingen blijft vaag, maar toch moeten we iedere kans benutten om het vrij magere arsenaal van beroemde Vlissingers uit te breiden met een nieuwe naam, ook al is de betreffende historische figuur niet onomstreden. Waar rook is, is vuur en altijd maar terugvallen op Michiel de Ruyter wanneer we het hebben over Vlissingse maritieme heroïek, blijft toch een beetje een zwaktebod. Onze bewijslast bestaat uit twee delen: in de eerste plaats zijn er de al eerder genoemde kronieken uit de tijd waarin Ali Pisselingh leefde en in de tweede plaats kunnen we zoeken naar overeenkomsten tussen de geschiedenis van Vlissingen rond 1600 en die van Pisselingh en zijn familie.