1. Vlissingen was echt wel de eerste!

Een bijzondere brief van Willem van Oranje aan de Vlissingers bewijst onomstotelijk dat de ‘wieg van Nederland’ in april 1572 in Vlissingen stond.

Peter van Druenen

Handtekening van Willem van Oranje onder de brief die hij schreef aan de Vlissingers
Zondag 6 april 1572 kan worden gezien als een van de belangrijkste dagen uit de geschiedenis van Vlissingen: het was immers de dag waarop de inwoners erin slaagden de vijand, de Spanjaarden, de stad uit te jagen. Het was de dag waarop Vlissingen een identiteit kreeg, een eigenwaarde, een trots. Geen andere stad was eerder geweest, ook niet Den Briel, waar de Spanjaarden al waren vertrokken voordat een groepje ongeregelde watergeuzen op 1 april door de openstaande poorten zo naar binnen konden lopen. 

We beginnen dit feuilleton van 15 wekelijkse afleveringen op 15 mei 1572, ruim een maand na de Vlissingse opstand. Op die dag ontving de stadsregering van Vlissingen een brief van Willem van Oranje waarin hij de Vlissingers bedankte voor het verjagen van de Spanjaarden uit de stad ruim een maand eerder, op 6 april 1572. De brief markeert een voor de stad, maar vooral voor de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zeer belangrijke gebeurtenis. Volgens de prins was Vlissingen de eerste stad die zich op eigen kracht had vrijgevochten van de Spanjaarden. De andere nog bezette steden konden hieraan een voorbeeld nemen. Was getekend: ‘U goede vriendt, Guille de Nassau’. 

Over Den Briel, dat een paar dagen eerder door de watergeuzen werd bezet, repte hij met geen woord. En dat is merkwaardig, omdat in de officiële vaderlandse geschiedschrijving Vlissingen zelden of nooit wordt genoemd. Het gaat altijd over Den Briel en hooguit over ‘een aantal Zeeuwse steden’ die het voorbeeld van de Hollandse stad zouden hebben gevolgd. Het meest recente grote standaardwerk, de Algemene Geschiedenis der Nederlanden uit 1980 maakt het nog bonter en besteedt één regel aan de Vlissingse opstand: ‘Op 6 april braken in Vlissingen onlusten uit, men weigerde er een nieuw Spaans garnizoen te ontvangen’. 

De brief van de prins aan Vlissingen bewijst dat deze zienswijze Vlissingen ernstig tekort doet. De feiten rondom de inname van Den Briel tonen dat aan. Eind maart 1572 lag de ongeveer 20 schepen tellende vloot van de watergeuzen in de Engelse rivier de Medway, een vertakking van de Thames, toen ze van de Engelse regering te horen kregen dat hun vertrek onvermijdelijk was geworden. De Engelsen wilden hun relatie met de Spanjaarden verbeteren en het huisvesten van een Hollandse roversbende droeg daar niet bepaald aan bij. Op 1 april voeren de schepen de Noordzee op zonder precies te weten waar ze naar toe zouden gaan. Bij toeval raakten ze voor de kust van Den Briel en vernamen daar dat de stad kort ervoor was verlaten door de Spaanse soldaten. Omdat de groep toch op zoek was naar een nieuwe vaste basis, namen ze de stad meteen maar in. De zogenaamde verovering van Den Briel kun je daarom geen revolutionaire daad noemen en van enige opstand was al helemaal geen sprake. 

En dat was wel wat Willem van Oranje wilde: opstand tegen de Spanjaarden. Geen wonder dat Vlissingen de eer kreeg zich de eerste stad te mogen noemen waar de vijand door de stedelingen zelf werd verdreven. Na 6 april zouden vele steden in Zeeland en Holland het Vlissingse voorbeeld volgen, precies zoals de prins had gehoopt. 

Volgende week: Hoe de internationale verhoudingen in de zestiende eeuw steeds meer onder spanning kwamen te staan.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hertaling van de brief van Willem van Oranje aan de Vlissingers:

De Prins van Oranje, Graaf van Nassau, enzovoort,
Heer en baron  van Breda, van Diest, enzovoort.

Aan de eerzame, bescheiden en gewaardeerde bestuurders, kapiteins, raadsheren, burgers en andere goede inwoners van de stad Vlissingen in Zeeland. Gisterenavond hebben wij uw brief van 1 mei 1572 ontvangen. Wij waren zeer blij te lezen dat u erin bent geslaagd om uw terechte verzet tegen de tirannie van de Hertog van Alva vol te houden. 

Wij willen u wel dringend verzoeken, zoals we al eerder hebben gedaan in onze vorige brieven, om in deze goede voornemens altijd dapper en voortvarend te volharden, zonder dat u in de verleiding komt om te zwichten voor dreigementen, beloften, mooie woorden of andere praktijken die, zoals wij weten, uw vijand altijd zal gebruiken. Want hij zou het liefst zien dat u ten onder gaat, omdat dat altijd al zijn doel is geweest. 

Wanneer u echter standvastig blijft, zal de almachtige God u belonen. U zal lof en eer oogsten van de andere landen, omdat u de eerste bent geweest die het Vaderland zo’n goede en trouwe dienst hebt bewezen in deze ongemakkelijke tijd.  

U heeft daarbij een voorbeeld gesteld voor alle anderen: ook zij kunnen, net als u, het juk van tirannie en slavernij van zich afwerpen. 

Van onze kant kunt u ervan verzekerd zijn dat wij niets zullen nalaten alle mogelijke middelen te zoeken om hulp en bijstand te verlenen, u te beschermen en uw privileges en rechten te handhaven, zoals wij in onze vorige brieven al hebben geschreven.

God zij met u.
Geschreven te Dillenburg op 7 mei 1572.
Uw goede vriend,
Willem van Nassau