Er zijn minstens drie argumenten waarmee kan worden aangetoond dat de gebeurtenissen weinig tot niets met elkaar te maken hadden, behalve dat ze in dezelfde week plaatsvonden. In de eerste plaats moeten we vaststellen dat de inname van de beide steden, voor wat betreft de aanleiding en het verloop, volledig op zichzelf stonden. Den Briel werd bij toeval ingenomen door een legertje watergeuzen van wie de meesten nog nooit in de stad waren geweest, terwijl Vlissingen door de Vlissingers zelf bevrijd werd van een grote groep soldaten, die de stad zoveel overlast bezorgden dat het gewone leven in de stad daar ernstig schade van ondervond.
In de tweede plaats had Alva al veel eerder besloten Vlissingen te gaan versterken. Zo was hij begonnen met de bouw van de citadel en arriveerde er op 3 april een groep Spaanse kwartiermakers in Vlissingen om de komst van 1.000 Spaanse soldaten en het vertrek van hun Waalse collega’s voor te bereiden. Het is waarschijnlijk dat Alva pas op 3 april, en of nog later, hoorde van de inname van Den Briel. De snelste manier om een bericht over te brengen, was met behulp van paarden. Het tijdsbestek waarin het bericht kon worden overgebracht was afhankelijk van de afstand en de hoeveelheid hindernissen onderweg. Alva zetelde in 1572 in Brussel en tussen deze stad en Den Briel lagen tal van obstakels, vooral water. De boodschapper, en die is er zeker geweest, deed er meerdere dagen over om het bericht over te brengen. Alva kan dus nooit voor 3 april hebben geweten van de val van Den Briel, hooguit op de dag zelf, maar waarschijnlijk veel later. Alleen al daarom was het onmogelijk dat dit voor hem de reden was om Vlissingen te gaan versterken. Daarnaast gingen er, in die tijd, weken voorbij voordat er een strategisch plan was gemaakt, 1.000 soldaten waren gevonden en ingescheept en een groep kwartiermakers was geïnstrueerd en op pad gestuurd. De kwartiermakers, die op 3 april in Vlissingen arriveerden, waren dus al veel eerder vertrokken en hun missie was al weken, zo niet maanden, eerder voorbereid. Dat was ook het geval met de vloot die 6 april voor de rede van Vlissingen arriveerde.
Het derde argument waarmee we het vermeende verband tussen de innamen van Den Briel en Vlissingen op losse schroeven kunnen zetten, wordt geleverd door de Vlissingers zelf. Mogelijk dat zij die week al hadden gehoord van de gebeurtenissen in Den Briel. De vraag is of dit het verschil uitmaakte tussen opstand of geen opstand omdat zij immers al eerder waren begonnen met de voorbereidingen. Het is goed mogelijk dat er een extra motiverende werking uitging van het bericht, maar meer invloed was er zeker niet.
Volgende week: Hoe de Vlissingse Opstand al lang van te voren was voorbereid.
Afbeeldingen:
- De inname van Den Briel door de watergeuzen, 1 april 1572 (ets van Frans Hogenberg, Rijksmuseum, Amsterdam).
- Portret van Fernando Álvarez de Toledo (1507-1582). Door Antonis Mor (Prado Madrid).