Deze maand werd bekend dat de marinierskazerne van Doorn
naar Vlissingen gaat verhuizen, inclusief personeel. Gerechtigheid volgens
velen omdat dit marineonderdeel haar oorsprong zou hebben in de Scheldestad. En
dat is maar voor een klein deel waar. De initiatiefnemer was weliswaar de
Vlissinger Michiel de Ruyter, maar hij deed dit pas in 1665 toen hij al tien
jaar in Amsterdam woonde. De hoofdstad is daarom de echte bakermat van het
korps mariniers.
Dat wil niet zeggen dat Vlissingen geen belangrijke stad is
geweest voor de marine. Integendeel. Van de 700 jaar dat Vlissingen als stad
bestaat zijn er maar een paar korte periodes geweest dat er geen marineschepen
in de havens lagen. De laatste begon 25 jaar geleden toen het kabinet Lubbers
II besloot om alle marineschepen in Den Helder te stationeren. En daar komt in
2017, met de komst van de marinierskazerne, een eind aan. We kunnen zelfs
zeggen dat Vlissingen haar stadsrechten voor een groot deel te danken had aan
het feit dat graaf Willem III omstreeks 1300 besloot om een haven te bouwen van
waaruit hij zijn grote vijand van dat moment, de graaf van Vlaanderen, te lijf
kon gaan. En het dorp dat naast die haven werd aangelegd moest wel de status
van een stad krijgen. In de eeuwen die volgden hadden de meeste
havenuitbreidingen van Vlissingen te maken met de wens bij graven, hertogen,
stadhouders en koningen om hun defensieve en offensieve slagkracht op zee te
versterken. De stad lag dan ook ideaal: direct aan de diepe zee met uitzicht op
de vijand, die in het grootste deel van de Vlissingse geschiedenis aan ‘de
overkant’ was gelegerd. Of het nu Spanjaarden, Fransen, Oostenrijkers of Belgen
waren.
De aanwezigheid van de marine was niet altijd in het
voordeel van Vlissingen. Economisch gezien was het in sommige jaren zelfs
rampzalig: de havens waren niet al te groot en waar oorlogsschepen moesten
liggen, konden geen koopvaardijschepen afmeren om handel te lossen of te laden. Daar kwam nog bij dat
marinehavens altijd een belangrijk doelwit vormden voor vijandige aanvallen.
Vlissingen is dan ook meerdere keren vanuit zee en later vanuit de lucht zwaar
gebombardeerd. Het was in tijden van oorlog overigens niet altijd kommer en
kwel. De stad groeide in de zestiende en zeventiende eeuw uit tot een van de
grootste kaper- en zeeroversteden van de Nederlanden. Het drijven van handel
was gevaarlijk en meestal onmogelijk, het kapen van schepen mocht echter wel en
dat bracht uiteindelijk veel meer op, zeker
wanneer het illegaal gebeurde en het zeeroverij werd: dan was de buit helemaal
voor de overwinnaars.