(21) Een nissenhut als weerstation


Het weerstation Vlissingen verhuisde in augustus 1947 naar een nissenhut op het vliegveld ten  noorden van de stad. Een nissenhut was een halrond noodgebouw van ijzeren golfplaten. Het voormalige onderkomen op het Eiland was afgebroken door de Duitsers en gedurende de oorlog mochten de weermannen gebruik maken van een ruimte in hotel Britannia en later in Hotel Noordzeeboulevard. De keuze voor het vliegveld was niet toevallig. In de periode kort na de Tweede Wereldoorlog verwachtte men een enorme groei van de binnenlandse luchtvaart. Vliegveld Vlissingen paste daar mooi in en zou zeker opnieuw in gebruik worden genomen. En daarbij hoorde ook een weerstation. Al snel bleek echter dat de stad geen vliegveld meer zou krijgen en in 1958 werd door het KNMI besloten om terug te gaan naar het Eiland. 

Het station op het vliegveld  zou echter nog vijf jaar in stand gehouden worden. En dat had een bijzondere reden. Vlissingen had namelijk altijd een vooraanstaande rol gespeeld in het landelijke netwerk van weerstations. In de begintijd van het KNMI (de jaren vijftig van de negentiende eeuw) had de stad een van de vier observatieposten in Nederland binnen haar grenzen en was daarmee belangrijk voor het tot stand komen van de beroemde wet van Buys Ballot, die zich baseerde op reeksen van waarnemingen in Vlissingen, Maastricht, Den Helder en Groningen. Van 1854 tot 1940 hebben medewerkers van het weerstation Vlissingen op het Eiland onafgebroken hun waarnemingen kunnen doen. Die reeksen zijn altijd van zeer groot belang geweest voor de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis over het weer en vooral voor het vaststellen van klimaatveranderingen over langere periodes. In de oorlogsjaren en daarna was in deze waarnemingen de klad gekomen, waardoor er gaten waren ontstaan in de reeksen. 

In 1958 bedacht men een mogelijke oplossing. Wanneer er gedurende een langere periode dubbele waarnemingen gedaan zouden worden, vanuit het station op het Eiland én vanuit de nissenhut, kon men de ontbrekende gegevens wellicht opnieuw berekenen. En zo geschiedde. Het resultaat bleek uiteindelijk niet bevredigend vanwege de grote verschillen in temperatuur en windkracht bij de twee stations. De maximumtemperaturen op het land  waren vaak hoger en de minimumtemperaturen lager dan aan zee. Ook de windkracht was minder. Een verschijnsel dat aan zee niet voorkwam, maar wel bij de nissenhut, was de laaghangende mist over de akkers en de weilanden. Deze bezwaren betekenden in 1963 het einde van het weerstation in Vlissingen-noord.