Zowel Vlissingen als Rotterdam
hebben een Rochussenstraat. In Rotterdam is het een brede en voorname
verkeersader, in Vlissingen een zijstraatje van de Scheldestraat, aan de kant
van de Singel. En toch gaat het over dezelfde familie De beroemdste Rochussen
was stamvader Isaac, geboren en getogen in Vlissingen.
Isaac Rochussen leefde van 1631 tot
1710 en is beroemd geworden omdat hij op 7 juli 1672 bij de Scilly-eilanden de
Engelse Oost-Indiëvaarder de Falcon kaapte die, inclusief de lading, 350.000
gulden opbracht. De lading bestond voor een deel uit juwelen en diamanten. De
opbrengst was voor die tijd uitzonderlijk hoog. Normaal gesproken bracht een
schip met lading enkele duizenden guldens op. Rochussen werd dankzij zijn
verovering wereldberoemd en kreeg als beloning van de VOC een gouden
erepenning. Het is niet bekend hoeveel Rochussen zelf heeft overgehouden van de
opbrengst. Doorgaans hield de staat tien procent in en was de rest voor de
reder die ook nog wat uitdeelde aan zijn bemanning. We weten dat Rochussen zijn
deel van de opbrengst gebruikte om te investeren in een eigen kaapvaartrederij.
Die werd een succes, want zijn nakomelingen werden in de achttiende eeuw
vooraanstaande reders in Vlissingen en Rotterdam.
En toch waren er twijfels of Isaac
in 1672 wel volledig volgens de regels had gehandeld. Een korte reconstructie
van de route van de Scilly-Eilanden naar Amsterdam, waar
het schip werd aangegeven bij de Admiraliteit, geeft voeding aan die twijfels.
Deze eilanden liggen ten zuidwesten van de Engelse kust, daar waar het Kanaal
overgaat in de Atlantische Oceaan. Rochussen bracht zijn buit echter eerst naar
Bergen in Noorwegen en later naar Hamburg in Duitsland. Dit deed hij, naar
eigen zeggen, om niet het gevaar te lopen dat de Engelsen hun schip weer terug
zouden kapen. Per slot van rekening had hij twee schepen bij zich: zijn eigen
schip de Eendracht en de veroverde Falcon en dat haalde de snelheid eruit.
Waarschijnlijk is hij noordelijk langs Ierland en Schotland gevaren op zijn
reis naar Bergen. Op zich is dat begrijpelijk: de kans dat hij op de andere
route, door het Kanaal, aangevallen zou worden was aanzienlijk groter. Ook kan
er sprake zijn geweest van een ongunstige wind. Uiteindelijk arriveerde
Rochussen pas in december 1672
in de haven van Amsterdam, bijna een half jaar na de
verovering van de Falcon.
In de jaren daarna werd er een
aantal rechtszaken gevoerd over de opbrengst. Hierbij werden ook
verdachtmakingen geuit aan het adres van Rochussen. Het zou vrij eenvoudig zijn
geweest om in Bergen en Hamburg waar de schepen maandenlang in de haven hadden
gelegen, een deel van de buit achter te houden en te verhandelen. Uiteindelijk
werd er niets bewezen en kon de Vlissingse kaper in alle rust zijn rederij gaan
opbouwen.