(17) Komst mariniers: Déjà vu?


Vlissingen 1814. De stad had zwaar geleden onder de Franse bezetting die in 1795 was begonnen en in 1813 was geëindigd nadat het leger van Napoleon bij Leipzig was verslagen door een geallieerde troepenmacht die bestond uit Russen, Pruisen, Oostenrijkers en Zweden. Een eerdere poging in 1809 om de Fransen uit Vlissingen te verdrijven was mislukt en had voor Vlissingen desastreuze gevolgen: in augustus van dat jaar werd de stad nagenoeg van de Zeeuwse bodem weggevaagd door een Engels bombardement.

Het bestuur en de inwoners van Vlissingen waren in 1814 niet bij machte om de stad op eigen kracht op te bouwen. Er had zich nooit enige industrie van betekenis gevestigd en men was volledig afhankelijk van de activiteiten die in en vanuit de haven plaatsvonden. In de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw was dat vooral de visserij met wat import vanuit Engeland. In de zeventiende eeuw bloeide de kaapvaart en in de achttiende eeuw de illegale slavenhandel. De bedrijvigheid in Vlissingen was grotendeels gericht op de lokale markt: timmerlieden, touwslagers, metselaars, slagers en bakkers. Er waren wel wat scheepswerfjes, maar die deden vooral aan onderhoud.

In de loop van 1814 kwam in deze uitzichtloze situatie plotseling verandering toen de landsregering onder leiding van de kersverse koning Willem I besloot om de Rijksmarinewerf van Amsterdam naar Vlissingen te verplaatsen. De werf gaf werk aan honderden Vlissingers en was verantwoordelijk voor meer dan 95 procent van de industriële werkgelegenheid. Vlissingen was in de jaren daarna dan ook een van de weinige Nederlandse steden waar het aantal inwoners en de welvaart groeiden. Het grote nadeel was echter de eenzijdigheid van de Vlissingse economie. Iedereen werkte direct of indirect voor de Marinewerf. Dat móest wel verkeerd aflopen, temeer omdat het voortbestaan van de werf in handen lag van de regering in Den Haag. En dat zou blijken.

In 1868 besloot het toenmalige kabinet tot een verhuizing naar een aantal noordelijker gelegen havensteden. Vlissingen zou te kwetsbaar zijn in het geval er een nieuwe oorlog zou uitbreken. De gevolgen waren desastreus. Nagenoeg de hele beroepsbevolking werd werkloos en honderden mensen verlieten de stad. Die situatie zou gelukkig niet lang duren. Al in 1875 werd er op het terrein van de Marinewerf een nieuwe onderneming opgericht: de NV Koninklijke Maatschappij De Schelde.