In februari 1945 hield de burgemeester van Vlissingen Albert
van Woelderen zijn eerste nieuwjaarsrede sinds 1941. Gedurende de oorlogsjaren
had hij wel toespraken bedacht en opgeschreven, maar nooit uitgesproken om de
eenvoudige reden dat hij in het begin van de oorlog geen politieke toespraken mocht
houden en in 1943 uit zijn ambt was gezet. Vlissingen was in november 1944, de
maand van haar bevrijding, de meest verwoeste stad van Nederland. Er woonden
amper nog 3.000 mensen van de 23.000
in mei 1940. Het merendeel had de stad verlaten en
woonde elders in de provincie of het land. Van Woelderen besteedde hieraan in
zijn verhaal uiteraard de nodige aandacht maar ging al snel over tot het
onderwerp dat hem gedurende de oorlogsjaren het meest had beziggehouden: de
toekomst van Vlissingen.
Van Woelderen sprak meer dan een uur voor een waarschijnlijk
ademloos luisterend gezelschap van raadsleden. Hij ontvouwde een visie op de
toekomst van de stad die - excusez le mot – bijna on-vlissings was: korte,
middellange en lange termijnplannen waren tot een consistent geheel gesmeed. De
wederopbouw en het zo snel mogelijk terughalen van de vele duizenden vertrokken
Vlissingers speelden een belangrijke rol, maar Van Woelderen had ook nagedacht
over de periode daarna. In totaal schotelde hij zijn toehoorders dertig
toekomstplannen voor. Het is zeer opvallend dat bijna de helft (veertien van de
dertig) van de plannen te maken had met de aanleg van infrastructuur: wegen,
spoorwegen, stations, havens, kanalen, bruggen en scheepvaartverbindingen. En
dat was een noviteit, zeker in deze mate. De grootste belemmering voor een
groei van Vlissingen als havenstad en later als industriestad was immers sinds
oudsher de slechte verbinding met het achterland geweest. De burgemeester
pleitte onder andere voor de bouw van twee stations: eentje net buiten de stad
bij de Keersluis en de andere midden in de stad. Het moet hem een doorn in het oog
zijn geweest dat mensen die per spoor naar Vlissingen reisden, kilometers
buiten de stad aan hun lot werden overgelaten en hun reis per bus of taxi
moesten voortzetten en dan evengoed voor Middelburg konden kiezen, op een
ongeveer gelijke afstand van het Vlissingse station. Daarnaast sprongen de
wegenaanleg naar de binnenstad en naar de boulevards, de uitbreidingen van het
vliegveld en het in het leven roepen van een snelbootverbinding
Vlissingen-Antwerpen in het oog. Van Woelderen was van mening dat een binnenstad
alleen levendig kon worden wanneer er veel mensen kwamen, van binnen en van
buiten Vlissingen.