(157) Een Zeeburg tegen wil en dank

Op 30 juli 1573 trok een groep zwaarbewapende Vlissingers naar Arnemuiden. Vanuit Veere deed een groep bondgenoten hetzelfde. Het dorp was op dat moment nog in handen van de Spanjaarden en moest bevrijd worden voordat de aandacht kon worden gericht op het rijke en machtige Middelburg dat nog volledig Spaans was. Dit kwam vooral omdat de bevolking daar niet veel op had met de volkse en ruwe opstandelingen die in hun ogen iedere vorm van beschaving misten en zich bovendien hadden afgekeerd van het enige ware geloof: dat van de Heilige Roomse kerk. Walcheren was in dat jaar een van de belangrijkste strijdtonelen van de toen nog jonge oorlog die in totaal tachtig jaar zou gaan duren. Het eiland was door de opstandelingen voor een deel onder water gezet teneinde de bewegingsvrijheid van de vijand zoveel mogelijk te kunnen inperken. Dat was gelukt: de Spaanse soldaten zaten opgesloten in Middelburg, Arnemuiden en Fort Rammekens, toen De Zeeburg geheten . Het lukte de Spanjaarden af en toe wel om deze bolwerken vanuit zee te bereiken en dat was de enige reden waarom ze het al meer dan een jaar uithielden tegen de steeds grotere militaire druk van de Vlissingers en de Verenaren, die werden gesteund door de watergeuzen van Willem van Oranje.
>> Lees verder

(156) De broeders van Vlissingen

Op 13 januari 1484 kreeg de abt van Middelburg, Johannes de Westcapellis, een brief uit Rome. Onderwerp: ruzie in Vlissingen. Afzender: niemand minder dan paus Sixtus IV, vooral bekend omdat hij in zijn regeringsperiode de Sixtijnse kapel liet bouwen en versieren door schilders als Botticelli en Michelangelo. De paus stond ook bekend om zijn corruptie en nepotisme en - meer positief – zijn bemoeienis met de wereld buiten Rome en de kerk. De brief die hij in 1484 naar Middelburg stuurde was daarvan een mooi voorbeeld. Wat was er aan de hand? In Vlissingen stond in 1484 op de huidige Grote Markt, de plaats waar nu de Frans Naereboutschool staat, een karmelietenklooster. De monniken beheerden in het gebouw een klein ziekenhuis en zorgden voor het afnemen van de biecht en het organiseren van begrafenissen. Ook droegen zij van tijd tot tijd een heilig mis op in het stadhuis. Met deze diensten verdienden ze wat geld dat werd besteed aan de armen- en ziekenzorg in Vlissingen, hun eigen levensonderhoud en voorkomende werkzaamheden aan het gebouw. Het klooster stond los van de officiële katholieke parochie die kon beschikken over de Onze Lieve Vrouwe kerk (de latere Sint-Jacobskerk) en een cureit (pastoor). In 1484 werd die laatste functie vervuld door Antonius Mast die bekend stond om zijn daadkracht en regeldrift. Deze pastoor nu had het plan opgevat om de inkomsten van het klooster ook ten goede te laten komen van de parochie, een idee dat niet in goede aarde viel bij de kloosterlingen. Een geschil was geboren en blijkbaar zo geëscaleerd dat de paus zelf zich ermee ging bemoeien. >> Lees verder

(155) De eerste Vesting Vlissingen


Op zondagochtend 22 mei 1485 werd Vlissingen overvallen door een roversbende uit de stad Sluis. Het was eerste pinksterdag en veel Vlissingers zaten op dat moment in de kerk. De aanvallers waren met een vloot roeiboten via het Zwin de Schelde overgestoken en geland aan de zuidoostkant, ongeveer waar nu de Commandoweg is. Vlissingen was in dat jaar nog niet zwaar beveiligd en de Sluizenaren konden ongehinderd in de stad komen. Ze staken huizen in brand, drongen de kerk binnen, vermoordden daar de burgemeester Wouter van Domburch en verdwenen met een flinke hoeveelheid kostbaarheden en enkele gijzelaars waarvoor ze later losgeld wilden vragen. Deze gebeurtenis stond niet op zich zelf. Het was vaker voorgekomen en niet alleen in Vlissingen. “Die van Sluis” vormden in de jaren zeventig van de vijftiende eeuw een ware plaag voor de steden en dorpen langs de kusten van de Zeeuwse eilanden. Moord- en rooftochten waren aan de orde van de dag en men kon er weinig tegen doen omdat de rovers zich verplaatsten in snelle, wendbare roeiboten en dus niet afhankelijk waren van de wind. >> Lees verder

Afbeelding: Gezicht op de gevangentoren vanaf het zuiden omstreeks 1875 (schilderij van Willem Antonie van Deventer, Gemeentearchief, Vlissingen)



(154) ‘De portu in Vlissinghe’


De bijna zevenhonderdjarige geschiedenis van Vlissingen wordt voor een belangrijk deel bepaald door haar strategische ligging aan de monding van de Schelde. Hoe indrukwekkend  dat ook klinkt en hoe groot de rol ook was die Vlissingen daardoor kon spelen in de internationale handel, scheepvaart en oorlogsvoering, er was altijd sprake van een schaduwkant die meestal gitzwart uitpakte. Vlissingen maakte in haar bestaan als stad zeker acht oorlogen mee in de frontlinie en dat heeft zijn sporen achtergelaten. Meerdere keren werd de stad vanuit zee beschoten en voor een groot deel in as gelegd. Niet alleen gebouwen, straten en complete stadsdelen werden met de grond gelijk gemaakt, ook documenten en voorwerpen die iets over de geschiedenis konden vertellen verdwenen in het oorlogsgeweld. Van de eerste tweehonderd jaar na 1315 zijn maar weinig originele archiefstukken bewaard gebleven: We hebben twee in de veertiende eeuw gemaakte kopieën van het stadsrechtdocument uit 1315, een benoemingsakte uit 1505 (het oudste document dat in Vlissingen wordt bewaard) en voor de rest moeten we het vooral doen met de vele verwijzingen naar Vlissingen, zoals bijvoorbeeld in de boekhouding van het toenmalige graafschap Zeeland. Bijzonder zijn de twee regels uit de Rijmkroniek van de dichtende klerk Melis Stoke uit 1305 waarin hij vertelt over de strijd van de Hollandse graven tegen hun Vlaamse collega’s gedurende de periode 1290-1305. >> Lees verder

Afbeelding: Stadskaart van Vlissingen van Jacob van Deventer omstreeks 1545 (Biblioteca Nacional Espana)

(153) Stadslucht maakt vrij


In het jaar 1315 kreeg de ambachtsheerlijkheid Vlissingen, niet te verwarren met het nabijgelegen en al min of meer afgedankte dorp Oud-Vlissingen, haar stadsrecht van de toenmalige graaf van Holland en Zeeland, Willem III. En dat lijkt aan de late kant. De stedenvorming in Zeeland was in dat jaar al bijna tweehonderd jaar aan de gang. Aardenburg was in 1127 de vroegste, gevolgd door Hulst, Biervliet en Axel. Allemaal in Zeeuws-Vlaanderen. De eerste stad aan de andere kant van de Schelde was Middelburg dat haar rechten kreeg in 1217. In totaal waren twaalf steden in Zeeland Vlissingen voorgegaan, waarvan acht in Zeeuws-Vlaanderen. Het stadsrecht en de regels waaraan de poorters (de inwoners) van de nieuwe stad zich moesten houden, werden in 1315 vastgelegd in een document dat verloren is gegaan. Er is wel een afschrift van korte tijd later, dat geldt als het vroegste overblijfsel van de geschiedenis van Vlissingen en dat wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. De tekst van het document was volledig gebaseerd op de teksten zoals die ook in Middelburg in 1217 en Zierikzee in 1248 werden gebruikt. En die waren weer opgesteld aan de hand van de nog vroegere Zeeuws-Vlaamse voorbeelden. >> Lees verder

Afbeelding: De 22e graaf van Zeeland, Willem de Derde  (Henegouwse huis, 1304 -1337, Boxhorn, II-133)