(7) “Geen mooie gebouwen …”


Over de geschiedenis van Vlissingen vóór 1809 is weinig bekend. Op 13 en 14 augustus van dat jaar werd de stad vanuit zee gebombardeerd door de Engelsen, die het plan hadden opgevat om de Franse troepen van Napoleon uit de stad te verjagen en vervolgens de Scheldemond onder controle te krijgen. Behalve 320 woonhuizen werden tal van openbare gebouwen verwoest, waaronder het monumentale stadhuis van Vlissingen, inclusief het stadsarchief. 350 Vlissingers kwamen om het leven. Wat er tegenwoordig over de periode vóór 1809 te vinden is in het Gemeentearchief, komt voornamelijk uit particulier bezit.

Gelukkig is er ook vrij veel materiaal op andere plaatsen aanwezig, waaronder natuurlijk het Zeeuws Archief in Middelburg en de stadsarchieven van onder andere Antwerpen en Londen. Ook in Utrecht is het nodige te vinden. De bibliotheek van de Universiteit daar bezit een dagboek uit de zestiende eeuw, geschreven door Aernoit Buchell, een jurist en wetenschapper. Hoewel het grootste gedeelte van het document, dat uit meerdere banden bestaat, handelt over zijn tijd in Utrecht, beschreef hij in het eerste deel zijn belevenissen als kind en als student. In 1584 ging hij op twintigjarige leeftijd naar Douai, in het noordwesten van Frankrijk. Op de heenweg bezocht hij een paar steden, waaronder Vlissingen.

Buchell schreef dat Vlissingen de meeste versterkte stad was van Walcheren. De zee en de vestingmuren waren volgens hem bestand tegen het grootst denkbare oorlogsgeweld. Het zou voor welke vijand dan ook nagenoeg onmogelijk zijn om via de muren, de stad te bereiken. Ook over de bevolking sprak Buchell vol bewondering: het waren bijna allemaal zeelieden die ook nog eens zeer deskundig waren op het gebied van de scheepvaart en de zee. De gebouwen en de huizen kwamen er minder goed vanaf. Eigenlijk vond hij dat er maar weinig moois was te zien, behalve dan een huis met standbeelden en de toekomstige residentie van Willem van Oranje die toen nog in aanbouw was. Al met al vond hij Vlissingen geen stad om lang te blijven. Waarschijnlijk is hij dezelfde dag nog verder gereisd. Hij maakte nog wel drie schetsen in zijn dagboek.

Afbeelding: Een van de drie schetsen op de pagina over Vlissingen in het dagboek van Aernout van Buchell uit 1584: de noordwestkant van de stad, net voor de Middelburgse Poort en gezien vanuit het dorp Oud-Vlissingen (Bron: Buchell, Aernoit, Diarium 1560-1599, Universiteit van Utrecht, bibliotheek)

(6) Vlissingen: een van de eerste steden met riolering


In Vlissingen was er al vanaf het begin van de negentiende eeuw een ondergronds riool aanwezig. In 1822 was er in het gemeentehuis een bijeenkomst voor aannemers die geïnteresseerd waren in de aanbesteding voor de uitbreiding van het hoofdriool in de Oranjestraat. Dat moet er dus al ruim vóór 1822 zijn geweest. Vlissingen onderscheidde zich hiermee van de meeste andere Nederlandse steden. Dat was merkwaardig omdat de stad juist in deze periode, net na de Franse bezetting, een van de meest berooide en armoedige steden van het land was. Naar alle waarschijnlijkheid had de aanleg van het riool onderdeel uitgemaakt van de werkzaamheden die de Fransen tussen 1795 en 1813 hebben uitgevoerd in het kader van de vestingwerken. Omdat de stad overvol was door de aanwezigheid van duizenden soldaten, moesten er dagelijks enorme hoeveelheden afval en rioolwater worden weggewerkt.

Nu moeten we ons niet teveel voorstellen van dit soort vroege rioolstelsels. De gangen waren gemaakt van gemetselde of gestapelde bakstenen en werden zelden geglazuurd waardoor ze poreus waren. Ook de doorstroming was een probleem omdat er in Vlissingen geen hoogteverschil was. De vuiligheid werd weggespoeld door andere vuiligheid en in het gunstigste geval een flinke regenbui. Op veel plaatsen zaten er waarschijnlijk gaten in de gangen en waren de straten verzakt waardoor er open riolen ontstonden. De lozingen kwamen uiteindelijk terecht in de Westerschelde. In de loop van de negentiende eeuw werd het rioolstelsel in Vlissingen aanzienlijk uitgebreid en aangepast aan nieuwe inzichten en technieken. Gezondheid en hygiëne gingen een grotere rol spelen en de verschillende stadsbesturen zagen het steeds vaker als hun verantwoordelijkheid om de openbare voorzieningen in de stad hieraan aan te passen.

(5) Het Vlissingse strand 1872-1919


Vanaf 1872, toen onder aan de duinen, op de plek waar later de Leeuwentrap zou komen, Badhuis Vlissingen werd geopend is er door Vlissingse ondernemers en bestuurders hard gewerkt om de stad geschikt te maken voor het toen opkomende toerisme en dat ook uit te dragen. Ze werden daarbij geholpen door de komst van de spoorlijn, de start van de stoombootdienst op Engeland en de aanleg van een tramverbinding met Middelburg. Met de benoeming in 1878 van Arie Smit, tevens oprichter van De Schelde, als burgemeester raakte de ontwikkeling van Badplaats Vlissingen in een stroomversnelling. Er kwamen meer badkoetsen, de Badhuisweg werd aangelegd om de stad te verbinden met de badplaats en er werd een hotel gebouwd: het Grand Hotel des Bains, dat in 1886 feestelijk werd geopend. Op initiatief van Smit werd de gemeente in 1883 voor 11.000 gulden eigenaar van de gebouwen, strandstoelen en badkoetsen waarmee ze zelf het strand kon gaan exploiteren. In 1892 werd de Vereniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer in Vlissingen opgericht die brochures maakte en verspreidde en advertenties plaatste in landelijke kranten en tijdschriften. Ook adviseerde de vereniging de gemeente over de inrichting van het strand en de boulevard. De ontwikkeling van de badplaats kreeg ook na 1900 volop aandacht van het gemeentebestuur en in het bijzonder van de energieke stadsbestuurder Jacobus van Niftrik Jr. die, met tussenpozen, wethouder was van 1905 tot 1924. Vanaf 1906 was er een muziektent en in 1907 werd de Leeuwentrap gebouwd om de toegang tot het strand nog makkelijker te maken. Er kwamen kiosken, wandelpaden en zitbanken. ’s Avonds zorgden elektrische booglampen ervoor dat er veilig kon worden gewandeld. Het aantal hotels en pensions groeide en steeds meer vermogende particulieren wilden in de buurt van het strand gaan wonen. De boulevard kreeg haar eerste bebouwing en onder aan de nieuwe trap verrees een groot villapark. Vlissingen had in 1919 een voor die tijd volwassen badplaats met de nodige voorzieningen, een goede infrastructuur en behoorde tot de top vijf van Nederland. Jaarlijks werden er tussen de 20.000 en 30.000 zeebaden verkocht en dat was zes keer zoveel als twintig jaar eerder.

(4) "... Tote Vlissinghe an dat zant ..."


De bijna zevenhonderdjarige geschiedenis van Vlissingen wordt voor een belangrijk deel bepaald door haar strategische ligging aan de monding van de Schelde. Hoe indrukwekkend dat ook klinkt en hoe groot de rol ook was die Vlissingen daardoor kon spelen in de internationale handel, scheepvaart en oorlogsvoering, er was altijd sprake van een schaduwkant die meestal gitzwart uitpakte. Vlissingen maakte in haar bestaan als stad zeker acht oorlogen mee in de frontlinie en dat heeft zijn sporen achtergelaten. Meerdere keren werd de stad vanuit zee beschoten en voor een groot deel in as gelegd. Niet alleen gebouwen, straten en complete stadsdelen werden met de grond gelijk gemaakt, ook documenten en voorwerpen die iets over de geschiedenis konden vertellen verdwenen in het oorlogsgeweld.

Van de eerste tweehonderd jaar na 1315 zijn maar weinig originele archiefstukken bewaard gebleven: We hebben twee in de veertiende eeuw gemaakte kopieën van het stadsrechtdocument uit 1315, een benoemingsakte uit 1505 (het oudste document dat in Vlissingen wordt bewaard) en voor de rest moeten we het vooral doen met de vele verwijzingen naar Vlissingen, zoals bijvoorbeeld in de boekhouding van het toenmalige graafschap Zeeland. Bijzonder zijn de twee regels uit de Rijmkroniek van de dichtende klerk Melis Stoke uit 1305 waarin hij vertelt over de strijd van de Hollandse graven tegen hun Vlaamse collega’s gedurende de periode 1290-1305. De inzet was de heerschappij over Zeeland en daarom moesten de graven met hun legers regelmatig in Vlissingen zijn, waar een veer hen over de Schelde naar Vlaanderen kon brengen: “… Ende trecte opt tuterst van Zeelant, Tote Vlissinghe an dat zant …” (Floris V omstreeks 1296) en: “Hi ginc met enen sconen here te Vlissinghe an dat mere…” (Willem III omstreeks 1302). Ook in die tijd werd Vlissingen blijkbaar al volop geassocieerd met zee en strand.

(3) Station Vlissingen-stad


In 1873 werd Vlissingen aangesloten op het spoorwegnetwerk. Hierdoor werd de stad een interessante aanleghaven voor de veerdiensten en de postschepen van en naar Engeland. Vlissingen was nu verbonden met de rest van Nederland en belangrijke Europese landen als Duitsland, België, Frankrijk, Polen, Rusland, Scandinavië en Oostenrijk. De postbedrijven van Nederland en vooral Duitsland snakten naar een alternatief voor monopolist Oostende en al snel ontstonden er belangrijke lobbies om Vlissingen op korte termijn klaar te maken voor een positie als een van de belangrijkste posthavens van West-Europa. Niemand minder dan de broer van Koning Willem III, prins Hendrik, maakt zich in die dagen sterk voor de oprichting van een stoomvaartmaatschappij die haar kantoor en thuishaven in Vlissingen moest krijgen. Hij werd gesteund door minister-president Thorbecke die al in 1865 had gezegd dat Vlissingen, zodra de spoorweg er zou zijn, een geregelde stoombootdienst op Engeland zou krijgen. Hendrik kreeg zijn zin en juni1875 werd de Stoomvaart Maatschappij Zeeland opgericht, de SMZ. Een maand later vertrok de eerste mailboot naar de Engelse havenstad Sheerness. Vlissingen zou door de komst van de mailboten en de spoorweg in de jaren daarna uitgroeien tot de belangrijkste Europese haven voor postverkeer van en naar Engeland.

Saillant detail in de geschiedenis van die eerste jaren is de discussie over het eindpunt van de spoorlijn . De locatie van het splinternieuwe station ‘Vlissingen-Stad’, gelegen langs het kanaal in de buurt van de stedelijke bebouwing, werd al in 1873 door de initiatiefnemers van de SMZ onacceptabel genoemd voor een vlotte overslag van poststukken. Er zou een omnibusdienst aan te pas moeten komen om de pakketten van de boot naar de trein en van de trein naar de boot te kunnen vervoeren en dat betekende een groot nadeel voor de snelheid die de aandeelhouders voor ogen stond. Vandaar dat al in 1873 werd begonnen met de bouw van een tweede station Vlissingen-Haven, dat in haar eerste provisorische uitvoering in 1875 klaar was om de post- en passagierstreinen, die aansluiting hadden op de mailboten, te kunnen ontvangen. Vlissingen-Haven kreeg in 1892 haar definitieve vorm waardoor Vlissingen-Stad in onbruik raakte. Beide gebouwen werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Het huidige station dateert uit 1950 en staat op de plaats van het oude Vlissingen-Haven.

(2) Verrader! monster! vloek der aarde!


De politiek in de Zeven Verenigde Nederlanden in de tweede helft van de achttiende eeuw werd beheerst door de conflicten tussen de aanhangers en de tegenstanders van stadhouder Willem V: de Orangisten en de Patriotten. Dat beperkte zich niet tot het gesproken woord. In tegendeel, regelmatig was er over en weer sprake van fysiek geweld en aanslagen op elkaars woonhuizen, bedrijven en kantoren. In de geschiedenisboekjes van de negentiende en twintigste eeuw lezen we dat de Orangisten tot het goede kamp behoorden en de patriotten tot het slechte. Oppervlakkig bezien valt daar wel wat voor te zeggen omdat gedurende de Franse tijd, van 1795 tot en met 1813, de eerste groep was verboden door de tweede, die bovendien collaboreerde met de bezetters. Het waren de helden tegen de onderkruipers, de vaderlandslievenden tegen de landsverraders. De werkelijkheid lag genuanceerder.

Neem nu de twee grote literaire helden uit het Vlissingen van de achttiende eeuw: Jacobus Bellamy en Betje Wolff, tegenwoordig gezien als behorend tot de top vijf van de grootste Nederlandstalige schrijvers uit de achttiende eeuw, naast Belle van Zuylen, Justus van Effen en Rhijnvis Feith. Beide waren ze met volle overtuiging patriot. Beide schreven ze hierover, soms ingehouden en cryptisch, soms recht voor z’n raap en met een taalgebruik waarvan zelfs de huidige generatie internetreaguurders het schaamrood op de kaken zou krijgen. Zo schreef Bellamy onder het pseudoniem Zelandus in 1781 het gedicht Aan eenen Verrader des Vaderlands, een verwijzing naar de toenmalige stadhouder Willem V, maar ook naar diens verre voorvader, de Vader des Vaderlands Willem van Oranje. Wat denkt u van passages als:
't Was nagt, toen u uw moeder baarde,
Een nagt, zoo zwart als immer was;
(…)
Verrader! monster! vloek der aarde!
Vernedrend schepsel der Natuur!
(…)
Hij zal zijn Vaderland verraden!
De Vrijheid trappen op de borst!

Het tijdschrift Post van den Neder-Rhijn waarin Bellamy dit gezagsondermijnende gedicht publiceerde, werd naar aanleiding hiervan verboden. De redactie wachtte een gerechtelijke vervolging maar Bellamy zelf werd met rust gelaten. Mogelijk wisten de autoriteiten niet wie de werkelijke schrijver was. Later zou hij nog veel soortgelijke gedichten schrijven die uiteindelijk terecht kwamen in de bundel Vaderlandsche gezangen van Zelandus uit 1785. Zijn stadgenoot Betje Wolff schreef wat gematigder en meer raadselachtig, maar was in woord en geschrift de zaak van de patriotten zo toegedaan dat zij na de mislukte staatsgreep tegen stadhouder Willem V in 1787 besloot om met haar vriendin Aagje Deken naar Frankrijk te vertrekken, tegelijk met enkele honderden andere prominente tegenstanders van de Oranjes. In de eerste jaren na 1787 werden veel patriotten voor het gerecht gesleept en veroordeeld tot lange gevangenisstraffen of verbanning. In 1797, toen Willem V al drie jaar als banneling in Engeland verbleef en de Fransen heer en meester waren in de Republiek, keerden de twee vriendinnen terug. Of ze de staatsvorm van hun dromen aantroffen is nog maar de vraag. We weten dat de idealistische en vaderlandslievende Nederlandse patriotten in 1795 de Fransen met gejuich hadden ingehaald, maar ook dat het beloofde paradijs van vrijheid, gelijkheid en broederschap er nooit is gekomen. De Franse kruistocht door Europa bleek niets meer en niets minder te zijn dan een met geweld en onderdrukking ondersteunde poging een wereldrijk te vestigen onder Frans gezag.

(1) Monnikenwerk in Vlissingen: oneigenlijke concurrentie of gewoon een goed marktgevoel?


Op 13 januari 1484 kreeg de abt van Middelburg, Johannes de Westcapellis, een brief uit Rome. Onderwerp: ruzie in Vlissingen. Afzender: niemand minder dan paus Sixtus IV, vooral bekend omdat hij in zijn regeringsperiode de Sixtijnse kapel liet bouwen en versieren door schilders als Botticelli en Michelangelo. De paus stond ook bekend om zijn corruptie en nepotisme en - meer positief – zijn bemoeienis met de wereld buiten Rome en de kerk. De brief die hij in 1484 naar Middelburg stuurde was daarvan een mooi voorbeeld.

Wat was er aan de hand? In Vlissingen stond in 1484 op de huidige Grote Markt, de plaats waar nu de Frans Naereboutschool staat, een karmelietenklooster. De monniken beheerden in het gebouw een klein ziekenhuis en zorgden voor het afnemen van de biecht en het organiseren van begrafenissen. Ook droegen zij van tijd tot tijd een heilig mis op in het stadhuis. Met deze diensten verdienden ze wat geld dat werd besteed aan de armen- en ziekenzorg in Vlissingen, hun eigen levensonderhoud en voorkomende werkzaamheden aan het gebouw. Het klooster stond los van de officiële katholieke parochie die kon beschikken over de Onze Lieve Vrouwe kerk (de latere Sint-Jacobskerk) en een cureit (pastoor). In 1484 werd die laatste functie vervuld door Antonius Mast die bekend stond om zijn daadkracht en regeldrift. Deze pastoor nu had het plan opgevat om de inkomsten van het klooster ook ten goede te laten komen van de parochie, een idee dat niet in goede aarde viel bij de kloosterlingen. Een geschil was geboren en blijkbaar zo geëscaleerd dat de paus zelf zich ermee ging bemoeien. En dat was bijzonder omdat de heilige man bepaald niet om werk verlegen zat. Hij regeerde over een slordige 50 miljoen mensen.

De brief zelf was op zijn zachtst gezegd tendentieus van aard. De abt werd weliswaar opgedragen om uitspraak te doen in de kwestie, maar de formulering van de paus liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Hij vroeg zich namelijk af of de prior van het klooster zich bevoegdheden had toegeëigend die eigenlijk bij de pastoor hoorden. Hoe het spel verder is gespeeld, is niet helemaal duidelijk, maar een week eerder, om precies te zijn op 8 januari 1484, had de prior van het klooster in Vlissingen ook al een brief gekregen van zijn hoogste baas Marchus Cathinensis, vice-generaal van de orde van de karmelieten, waarin deze hem letterlijk opdroeg zich te onderwerpen aan de pastoor, Antonius Mast. Met andere woorden: Mast kon beslissen welke werkzaamheden de karmelieten in Vlissingen mochten uitvoeren en tegen welke voorwaarden. Dat deze voorwaarden vooral met geld te maken hadden zal geen verrassing zijn. Mast vond het prima dat de karmelieten de biecht afnamen, begrafenissen regelden en af en toe een heilige mis opdroegen, als er maar voor werd betaald. De karmelieten trokken aan het kortste eind onder de druk van bovenaf. Dat wil niet zeggen dat de zaak was afgedaan. De onderhandelingen zouden nog ruim twintig jaar duren. Pas in 1505 werd de kwestie definitief geregeld. De overeenkomst, die werd getekend door de prior van het karmelietenklooster Henricus Hexs en de abt van Middelburg Petrus de Capella, inmiddels ook pastoor van Vlissingen, ging inderdaad vooral over geld. Niet de uitvoering van de kerkelijke diensten werd verdeeld, maar de opbrengst ervan. In feite gingen de monniken een kerkelijke belasting betalen over het geld dat zij verdienden met hun werk.

(0) Vlissingen 700 jaar stadsrechten


Op 2 april 2015 bestaat Vlissingen 700 jaar als stad. Dat wordt onder andere gevierd met de uitgave van een integrale stadsgeschiedenis. Op deze pagina's krijgt u de komende twee jaar wekelijks een voorproefje.

De geschiedenis van  Vlissingen is een bijzondere en onderscheidt zich nogal van de geschiedenis van andere, vergelijkbare steden. Dat komt vanwege (1) de sterke relatie, al vanaf het begin, met de havens, (2) de uiterst strategische ligging aan de monding van de Schelde als gevolg waarvan de stad meerdere keren bijna is weggevaagd door oorlogsgeweld, (3) de toevloed van grote groepen Vlaamse fundamentalistisch calvinistische immigranten in de zestiende eeuw, (4) de rol die de stad in de Zeeuwse, de nationale en zelfs de internationale politiek heeft gespeeld en (5) de typisch Vlissingse vrijbuitersmentaliteit. Deze vijf elementen hebben de afgelopen 700 jaar in een sterke onderlinge samenhang de geschiedenis van de stad bepaald.

Over de geschiedenis van Vlissingen is al veel geschreven. Het gaat echter vooral om deelstudies over bepaalde tijdvakken, personen of onderwerpen. Bovendien ligt in deze beschikbare literatuur de nadruk op de laatste vier eeuwen (1600 tot heden) . Een integrale stadsgeschiedenis die ook uitgebreid ingaat op de eerste drie eeuwen (1300-1600) en die een synthese tot stand brengt tussen de vijf hierboven genoemde elementen, ontbreekt. In 2012 zijn de werkzaamheden begonnen voor het schrijven en uitgeven van een boek waarin de stadsgeschiedenis van Vlissingen wordt opgetekend en geanalyseerd. Op deze Facebook-pagina houden wij u op de hoogte van de vorderingen. Dat gebeurt in de vorm van een wekelijks verhaal over een bijzonderheid uit de 700-jarige geschiedenis van Vlissingen, uiteraard voorzien van afbeeldingen. De verhalen hebben geen tijdsvolgorde. We gaan dus kriskras door de geschiedenis heen. Het boek heeft die volgorde uiteraard wel: we beginnen in 1315 en eindigen in 2015. De publicatie is onderdeel van de viering "700 jaar stadsrechten" van de gemeente Vlissingen.

Afbeelding: Zicht op Vlissingen vanuit zee, schilderij van Petrus Segars 1662 (Bron: Zeeuws Maritiem muZEEum Vlissingen)

-->

Links op deze website:
- Het boek
- Register
- Noten
    >   noten hoofdstuk 1
    >   noten hoofdstuk 2
    >   noten hoofdstuk 3
    >   noten hoofdstuk 4
    >   noten hoofdstuk 5
    >   noten hoofdstuk 6
- Literatuur
- Kader
- Suggesties
- Voorstudies
- Verhalen

Uit de reeks Zichtbaar verleden, in Den Spiegel (Vlissingen 2012-2015):
  1. Stadlucht maakt vrij. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 1: Het stadsrecht uit 1315’ in: Den Spiegel 2012-1 (Vlissingen 2012)
  2. De portu in Vlissinghe. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 2: De haven van Vlissingen in de veertiende eeuw’ in: Den Spiegel 2012-2 (Vlissingen 2012)
  3. De eerste vesting Vlissingen. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 3: Hoe Vlissingen pas in 1489 werd beveiligd tegen aanvallen van buitenaf’ in: Den Spiegel 2012-3 (Vlissingen 2012)
  4. De broeders van Vlissingen. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 4: Het karmelietenklooster’ in: Den Spiegel 2012-4 (Vlissingen 2012)
  5. Een zeeburg tegen wil en dank. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 5: Fort Rammekens’ in: Den Spiegel 2013-1 (Vlissingen 2012)
  6. U goede vriendt, Guille de Nassau. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 6: De bedankbrief van Willem van Oranje aan Vlissingen, gedateerd: 7 mei 1572, ontvangen: 15 mei 1572’ in: Den Spiegel 2013-2 (Vlissingen 2013)
  7. Syn doortrapt verstand. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 7: Over het Vlissings Prijzenhof en regels die niet voor iedereen golden’ in: Den Spiegel 2013-3 (Vlissingen 2013)
  8. Het Cabinet der Godsaligheyt. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 8: De calvinisering van Vlissingen door de Vlamingen, de Walen en de Fransen’ in: Den Spiegel 2013-4 (Vlissingen 2013)
  9. Doods en neringloos. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 9: Een stadswandeling in 1716’ in: Den Spiegel 2014-1 (Vlissingen 2014)
  10. Verrader! monster! vloek der aarde! Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 10: Het patriottisme van Jacobus Bellamy en Betje Wolff’ in: Den Spiegel 2014-2 (Vlissingen 2014)
  11. Flessingue. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 11: Hoe de droom van de Bataafse Revolutie in Vlissingen al in 1795 in duigen viel en wat er daarna gebeurde’ in: Den Spiegel 2014-3 (Vlissingen 2014)
  12. Ondergronds nut. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 12: Hoe Vlissingen in de negentiende eeuw werd voorzien van gas, elektriciteit, drinkwater, riolering, telegrafie en telefonie’ in: Den Spiegel 2014-4 (Vlissingen 2014)
  13. De Vlissingsche trias, Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 13: Haven, industrie en strand als speerpunten van het beleid van burgemeester Van Woelderen tussen 1919 en 1939’ in: Den Spiegel 2015-1 (Vlissingen 2015) NB: verschijnt in maart op deze website.
  14. Nieuwbouw, nieuwbouw en nog eens nieuwbouw. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 14: Wederopbouw 1945-1990, waarom Vlissingen koos voor sloop en niet voor restauratie’ in: Den Spiegel 2015-2 (Vlissingen 2015) NB: verschijnt in juni op deze website.
  15. De havens van Vlissingen: zeven eeuwen groei en verval. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 15: Waarom Vlissingen niet de grootste haven van Europa is geworden’ in: Den Spiegel 2015-03 (Vlissingen 2015) NB: verschijnt in juni op deze website.
  16. Zichtbare toekomst. Zichtbaar verleden (Vlissingen 1315 – 2015), deel 16: Hoe de toekomstplanners van Vlissingen kunnen leren van het verleden’ in: Den Spiegel 2015-04 (Vlissingen 2015) NB: verschijnt in september op deze website.
Diverse artikelen in Den Spiegel (2010-2011):
  1. 'Waait het hard kapitein? Herinneringen aan het weerstation in West-Souburg, 1947-1963' in: Den Spiegel 2010-1 (Vlissingen 2010)
  2. 'Van metaaldraaier tot scheepswerktuigkundige, Het vergeten zeevaartschoolklasje van Jan “Punt” Vader, 1942-1944' in: Den Spiegel 2010-1 (Vlissingen 2010)
  3. 'Een “Eksklusieve” plek' in: Den Spiegel 2010-2 (Vlissingen 2010)
  4. 'Heb je nog wat leeg staan?' in: Den Spiegel 2010-4 (Vlissingen 2010)
  5. 'Mailboten en treinen in Vlissingen. Hoe de komst van dammen en spoorlijnen ervoor zorgde dat Vlissingen de belangrijkste posthaven van West-Europa werd' in: Den Spiegel 2011-1 (Vlissingen 2011)
  6. Handel en avontuur in Vlissingen. De Merchant Adventurers in Vlissingen omstreeks 1600' in: Den Spiegel 2011-2 (Vlissingen 2011)
  7. 'Een modern droogdok voor een moderne haven. Het dokje van Perry in internationaal perspectief' in: Den Spiegel 2011-3 (Vlissingen 2011)