(130) Dok van Perry (2)

Het verhaal van vorige week over de bouw van het Dok van Perry omstreeks 1700 laat minstens één vraag onbeantwoord: waarom kwam het eerste droogdok van Nederland in Vlissingen terecht en niet in bijvoorbeeld Middelburg, Rotterdam of Amsterdam? Het antwoord hierop is meerledig.

Vlissingen was in die jaren vooral een havenstad en niet een stad waar scheepswerven een grote rol speelden. Hoewel er wel degelijk schepen werden gebouwd, kwamen de grote opdrachten bij werven in andere steden terecht. Het was vooral de Zaanstreek waar de scheepsbouw een grote vlucht kon nemen omdat het vlak bij Amsterdam lag, de belangrijkste stad in de Republiek. Op de VOC-werf in Middelburg werden nog wel grote schepen gebouwd, maar andere Zeeuwse steden als Vlissingen, Arnemuiden en Zierikzee moesten het doen met werven die waren bestemd voor de vrachtvaart en de visserij. Zeeland had in die jaren niet alleen te maken met de economische terugval van de Republiek, maar ook met het snelle verval van Antwerpen, waardoor de wereldhandel zich steeds meer op Amsterdam en omgeving ging richten. De Zeeuwse steden hadden daarnaast het nadeel dat ze veel dichter bij de grenzen van het vijandige Frankrijk lagen dan de Hollandse steden.

Zeeland, en dat gold vooral voor Vlissingen, kende wel het grote voordeel dat het militair-strategisch een goede ligging had. Het was niet voor niets dat Engeland in 1672 de Fransen steunde met de afspraak dat ze als tegenprestatie de controle over de Scheldemond en het eiland Walcheren zouden krijgen. Ook de prinsen van Oranje zagen al vroeg het strategisch belang van Vlissingen als marinehaven. Willem de Eerste kocht om deze reden, en omdat hij hiermee ook een stem kreeg in de Staten van Zeeland, in 1581 voor 24.500 gulden het markizaat van Veere en Vlissingen.

Op last van Maurits en later Willem III, die zich allebei markies van Vlissingen mochten noemen, zouden in de zeventiende eeuw flinke investeringen worden gedaan in de haven. Het onderhoud aan de schepen speelde daarin een grote rol. Al in 1614 had de stad de beschikking over een gewoon dok. Vlissingen groeide daarom uit tot de belangrijkste marinehaven van Zeeland en een van de belangrijkste van de Republiek, die het voeren van oorlog op zee als een van haar voornaamste taken beschouwde. Gedurende de regering van Willem III, die ook koning van Engeland was, gold dit ook voor de Engelse zeemacht die uiteindelijk toch de controle over de Scheldemond en de haven van Vlissingen in handen had gekregen. Het was daarom niet meer dan logisch dat een dergelijke belangrijke en goed uitgeruste marinehaven ook een modern droogdok zou krijgen. En dat kwam uit Engeland.

Afbeelding: Plattegrond van het Dok van Perry ca.1700 (Bron: Gargon, Walcherse Arkadia II, 1717, 142)