15. De dank van Willem van Oranje

Hoe Vlissingen in 1574 ruimhartig werd beloond voor bewezen diensten.

Peter van Druenen

Na de verovering van Fort Rammekens volgde al snel en tot vreugde van de overgebleven dorpelingen, de overgave van Arnemuiden. Middelburg viel pas op 18 februari 1574. De prins wilde na dat jaar laten zien dat hij de steden die al in 1572 hadden meegeholpen aan zijn strijd, veel verschuldigd was. Tegelijkertijd moest de enige stad op Walcheren die niet had meegewerkt, worden gestraft. Er werd, met andere woorden, afgerekend. Het zal duidelijk zijn dat die afrekening voor Vlissingen, Veere en Arnemuiden positief uitviel en voor Middelburg negatief. De laatste werd zwaar gestraft met herstelbetalingen en een ingrijpende beperking van haar privileges. Arnemuiden kreeg stadsrechten en mocht muren en poorten bouwen. Veere werd hersteld in haar oude handelsrechten.

De best beloonde stad was Vlissingen. Op 2 maart 1574 werd in het net veroverde Middelburg een door Willem van Oranje ondertekend document opgesteld, waarin maar liefst 37 maatregelen waren vermeld die Vlissingen groter, voorspoediger en sterker moesten maken. Het document, ook bekend als het ‘Vlissingse Privilege van 1574’, kende, naast een aantal juridische, fiscale, infrastructurele en bestuurlijke specificaties, een groot aantal artikelen die de status van Vlissingen als volwaardige handelsstad zouden vergroten. Opmerkelijk is, dat in het eerste artikel van het privilege nadrukkelijk werd vermeld dat Vlissingen voortaan onder de bescherming en onderdanigheid van Willem van Oranje moest gaan vallen. Het illustreert de nog broze situatie in 1574: de stad was net veroverd op de Spaanse vijand, maar maakte nog steeds onderdeel uit van het koninkrijk van Philips de Tweede, voor wie Vlissingen een vooruitgeschoven post was in de strategische plannen.

Aan de inrichting van de stadsregering werden zeven artikelen gewijd. Het bestuur moest worden gekozen uit een gezelschap van 24 notabele poorters die samen de vroedschap vormden. Uit hun midden werden de belangrijke functies ingevuld: die van de baljuw, de burgemeesters, de schepenen en de raadsleden. De stadsregering zou jaarlijks worden vernieuwd: op 3 mei.

In een voor het aanzien van de stad belangrijk artikel werd bepaald dat Vlissingers die zich ergens anders op het eiland schuldig maakten aan een misdrijf, alleen in Vlissingen mochten worden berecht. Tenslotte werd bepaald dat de dorpen in de omgeving van Vlissingen, waarvan een aantal eerst bij Middelburg hoorden, voortaan onder de jurisdictie van de stad zouden gaan vallen. Het ging om Zoutelande, Sint Janskerke, Boudewijnskerke, Krommenhoeke, Biggekerke, Ritthem en Welsingen.

Vlissingen kreeg ook toestemming om zoveel nieuwe havens en kanalen aan te leggen als nodig was voor de handel en de visserij. Er mochten schepen, militaire versterkingen, kranen en andere laad- en losinstallaties worden gebouwd en de stad kon worden uitgebreid wanneer dat nodig zou te zijn. Acht artikelen gingen over het stimuleren van de economie van Vlissingen. De meest tot de verbeelding sprekende was het recht om in wijn te mogen handelen, een privilege dat altijd exclusief aan Middelburg had toebehoord. Wijn was in de 16e eeuw een belangrijk in- en doorvoerproduct met een hoge omloopsnelheid waarop door zowel de handelaren als de overheid veel kon worden verdiend.

De visserij werd in 1574 nog steeds als belangrijk gezien: aan dit onderwerp werden twee artikelen gewijd die een voortzetting waren van het oude Haringprivilege van 1444, zij het dat het nu ook om andere vissoorten ging. De Vlissingers zelf kregen zowel tolvrijheid in Middelburg en Arnemuiden als in Brabant en Vlaanderen en waren daarnaast vrijgesteld van heffingen over het graan dat de haven passeerde. Bijzonder was het artikel waarin het de Vlissingers werd toegestaan om, voor het eerst sinds de 14e eeuw, zoutketen te bouwen, op voorwaarde dat de industrie de huizen en de fortificaties van de stad niet in gevaar zou brengen. Anders dan voorheen, werd in de 16e eeuw het zout niet meer uit de Zeeuwse bodem gehaald, maar geïmporteerd uit Zuid-Europa. Voor zover bekend hebben de Vlissingers van dit laatste privilege nauwelijks gebruik gemaakt. Er kwamen andere kansen: de stad stond aan het begin van een nieuwe periode van bloei.

Afbeelding: Willem van Oranje omstreeks 1575 (schilderij van Dirck Barendszoon, Rijksmuseum, Amsterdam).