(99) Randstadcentrisme (2)

Vorige week schreef ik over het Randstadcentrisme van een Rotterdamse professor die, tijdens een interview op de televisie, in een enkele zin twee kardinale fouten maakte over de geschiedenis van de haven van Vlissingen. Misschien moeten we dat hem niet te zwaar aanrekenen omdat in de geschiedschrijving van de laatste twee eeuwen veel Zeeuwse geschiedenis is verdwenen. We nemen Vlissingen als voorbeeld.

De gebeurtenissen tussen 1572 en 1574, toen Vlissingen eerst zichzelf en later Veere, Arnemuiden en Middelburg bevrijdde, zorgden er voor dat de naam van de stad bekender werd dan ooit tevoren. Vlissingen was niet langer alleen een vlek op de landkaart, maar had een ziel, een hart en een karakter gekregen. Er waren successen geweest die werden doorverteld, opgeschreven en verspreid. De naam van Vlissingen had uitstraling gekregen en daarmee een zekere aantrekkingskracht. De reeks beloningen van Willem van Oranje had dit verder versterkt en Vlissingen was een interessante vestigingsplaats geworden voor handelaren, reders, ambachtslieden en mensen die gewoon op zoek waren naar werk.

De moderne vaderlandse geschiedenis is Vlissingen echter vergeten. Op een of andere manier is toch de naam van Den Briel boven komen drijven als de stad die het symbool moest zijn voor het vroegste begin van de opstand tegen Spanje. En hiermee wordt geen recht gedaan aan de ware loop der gebeurtenissen. Dat de historici van de zestiende en zeventiende eeuw hier compleet anders tegenaan keken, blijkt uit het onderstaande. Willem van Oranje was de eerste die er geen twijfel over liet bestaan dat Vlissingen de eerste was. In zijn felicitatiebrief van 15 mei 1572 aan de stadsregering van Vlissingen noemde hij Den Briel niet eens. Voor de twee grote Nederlandse geschiedschrijvers, die al leefden toen de opstand begon en die de gebeurtenissen ook uit de eerste hand hebben kunnen optekenen, Pieter Bor en Emanuel van Meteren, was er geen misverstand. Na een enkele zin over Den Briel, besteedden zij meerdere pagina’s aan de Vlissingse opstand. Ook de rol van de stad in de veroveringen van Veere, Rammekens, Arnemuiden en Middelburg kwam bij alle geschiedschrijvers uitgebreid aan de orde.

En dan, vanaf 1800, was het ineens afgelopen met Vlissingen. Voortaan stond het Hollandse Den Briel symbool voor het begin van de opstand en werd de Zeeuwse stad vergeten en verbannen naar een bijzin of een voetnoot. Zie bijvoorbeeld het recente standaardwerk over de Tachtigjarige oorlog, waarin een halve regel wordt gewijd aan Vlissingen in 1572. Het kan nog erger: de recente Geschiedenis van Zeeland besteedt slechts zes regels (!) aan het onderwerp. Deze vierdelige uitgave, geschreven door Zeeuwse historici, telt bijna 1.500 pagina’s en is dus blijkbaar voor wat betreft de eerste jaren van de opstand uitgegaan van de moderne geschiedenisboekjes. Terwijl juist over de opstand veel informatie is te halen uit het werk van geschiedschrijvers uit die tijd zelf. Het is geenszins de bedoeling om te vervallen in een klaagzang dat Vlissingen in de laatste eeuwen niet de eer heeft gekregen die het toekwam. De Vlissingers moeten de hand vooral ook in eigen boezem steken. Ze waren trots, maar schreeuwden het niet van de daken. Ze vochten liever dan er over te praten en te vervallen in ijdeltuiterij. En misschien is dat nog steeds wel zo.