(33) 1944: één pand zonder schade


Vlissingen was na de Tweede Wereldoorlog met afstand de meest verwoeste stad van Nederland. Van de 6.220 woningen die Vlissingen in 1940 telde waren er 1.381 totaal verwoest. De overige waren zwaar of minder zwaar beschadigd. Er was zegge en schrijve één enkel huis dat ongeschonden het einde van de oorlog had gehaald: een pand in de Walstraat, volgens de ooggetuigen de speciaalzaak in huishoudelijke artikelen en porselein (!) van de Firma Moerman op nummer 94. Op iedere 100 inwoners waren er 5,7 huizen verwoest. In Middelburg was dat 3,3 en Rotterdam, doorgaans genoemd als de meest getroffen Nederlandse stad, 4,5. Nog veel, maar een stuk minder dan Vlissingen.

Vlissingen had, in tegenstelling tot de meeste andere steden, meerdere bombardementen door moeten maken, vooral van de Engelsen, die gedurende de hele oorlog zo’n 80 aanvallen uitvoerden op de stad. De genadeklap kwam toen in oktober 1944 de dijken van Walcheren op vier plaatsen kapot werden geschoten met als doel het eiland onder water te zetten, waarna het makkelijker zou zijn voor de geallieerden om het te bevrijden. Van de vier stroomgaten bevonden zich er twee bij Vlissingen: de Nolledijk en de dijk bij Fort Rammekens. De andere twee lagen bij Westkapelle en Veere. In Vlissingen kwamen in totaal 2.065 woningen onder water te staan, waarvan 1.600 permanent, dus ook bij eb. Het zoute water werkte het onttakelingproces dusdanig in de hand dat renoveren uiteindelijk vele malen duurder zou worden dan afbreken. Dat kwam vooral omdat het nog meer dan een jaar zou duren voordat Vlissingen weer helemaal droog was. Oorzaken: materiaalschaarste, geldgebrek, bureaucratie bij de landelijke overheid, ondeskundigheid en voortdurende stakingen bij de arbeiders omdat de lonen in relatie tot de arbeidsomstandigheden als veel te laag werden beschouwd.

Toen in 1947 de gaten in de dijken waren gedicht en de laatste straten en huizen droogvielen, bleef Vlissingen zitten met een woningbestand waarvan meer dan de helft, economisch gezien, het beste maar zo snel mogelijk kon worden afgebroken. Het was niet het probleem van een enkele straat of wijk, maar dat van een halve stad. Het valt te betwijfelen of er ook maar iemand was in Vlissingen die serieus nadacht over restauratie, zoals dat in Middelburg al een paar jaar aan de gang was, gedurende de oorlogsperiode zelfs met behulp van de Duitsers. In de Vlissingse wederopbouwplannen die in de jaren na 1944 werden gepresenteerd, waren de woorden renovatie en restauratie dan ook niet terug te vinden. Men had het over sanering, afbraak van krotwoningen, nieuwe infrastructuur, uitbreiding van de havens en vooral: “… nieuwbouw, nieuwbouw en nog eens nieuwbouw.”