(85) Oer-Vlissingers

Vorige week presenteerde ik op deze plek een grafiek waarin de aantallen inwoners van Vlissingen in verband werden gebracht met de hoeveel beschikbare woongrond in de stad. Het bleek dat vooral in 1581 de situatie zeer nijpend was: de 4.000 Vlissingers van toen woonden op een stukje grond dat slechts twee keer groter was dan het stukje waarop in 1315 100 mensen woonden. In 1613 was de toestand aanzienlijk verbeterd omdat toen de stad eindelijk fors kon worden uitgebreid. Het aantal inwoners was ook weer flink gestegen: naar 6.000. Misschien heeft u zich afgevraagd waar al deze mensen vandaan kwamen, misschien ook niet, maar ik geef u deze week toch het antwoord: het waren immigranten uit de gebieden ten zuiden van Zeeland, en dan vooral Vlaanderen en Brabant.

Gedurende de gehele zestiende eeuw en de eerste dertien jaar van de zeventiende eeuw, schreven zich 3.718 immigranten in als inwoner van Vlissingen. Bijna de helft daarvan vestigde zich in de laatste dertig jaar van deze periode. Inclusief de gezinnen waren dat in 113 jaar meer dan 10.000 mensen, waarmee de immigratie kan worden gezien als de belangrijkste motor van de bevolkingsgroei in de stad. Daarnaast zorgden ook de verbeterde leefomstandigheden voor minder kindersterfte, meer weerstand tegen dodelijke infectieziekten  en waarschijnlijk ook een afname van geweldsmisdrijven. In de tabel zijn de vijftig steden gepresenteerd waar vandaan de meeste immigranten naar Vlissingen kwamen tussen 1581 en 1613.