(109) Een eigentijdse vertelling over canons en ankers

Tja, en dan moet je weer eens verschijnen voor de camera van een van onze regionale omroepen: dit keer Omroep Zeeland. Die zijn bezig met de serie Zeeuwse Ankers, gebaseerd op de Canon van Zeeland. Nu heb ik niet zoveel met canons: ze versimpelen de complexe werkelijkheid tot hapklare brokken om het grote publiek toch kennis te kunnen laten maken met ons verleden. Infantiliserende incidentengeschiedenis, waaruit de samenhang en de nuance zijn verdwenen zal ik maar zeggen.

Maar goed, af en toe moet je bezwaren op sterk water zetten en doe je mee. Deze keer ging het over kapers in het algemeen en de Vlissingse bloedvlag in het bijzonder. Ik weet wel wat over Zeeuwse en Vlissingse kapers, maar beschouw ze als gewone huisvaders die de kost verdienden met het op legale wijze aanbrengen van koopvaardijschepen die uit een land afkomstig waren waarmee Zeeland op dat moment in oorlog was. Kapen mocht alleen in oorlogstijd namelijk. Het was een interessante economische sector waarvan zowel de zeelieden als de overheid ruimschoots konden profiteren. Geen jongensboekenromantiek, maar business as usual. Het probleem is dat de Zeeuwse canon er wel een jongensboek van heeft gemaakt. En dan zoek je naar een symbool waaromheen je het verhaal kunt vertellen: de zogenaamde Vlissingse bloedvlag.

Het idee van de programmamaker was simpel: er was geen sprake van een interview. Ik moest alleen maar met de doos waarin de vlag zat opgeborgen, binnen komen, witte handschoentjes aantrekken en het relikwie tevoorschijn halen. Vervolgens zou ik twee korte zinnen uitspreken die van te voren op papier waren gezet. Gelukkig mocht ik die wel eerst even lezen en kon ik maar vier fouten ontdekken. Het bleek namelijk helemaal geen bloedvlag te zijn maar de officiële vlag van Vlissingen uit 1817, toen het kapersvak al enige tijd niet meer bestond. Op de vlag was de potsierlijke Vlissingse fles geborduurd die al sinds jaar en dag als Jacobakan wordt aangeduid, maar dat helemaal niet is (Google maar eens op Jacobakan …). Het is ook niet de originele Vlissingse fles: die eer is weggelegd voor een ordinaire en gebutste tinnen veldfles uit de veertiende eeuw. Ook in het muZEEum te vinden overigens. Tenslotte plaatste ik grote twijfels bij het idee dat de schepen van de Vlissingse kapers met een bloedvlag voeren. Ik ken maar één plaatje waar dat is te zien: een schilderij uit 1725, dat ook al in het muZEEum hangt. Maar daarop is een fles afgebeeld zodat het waarschijnlijk geen bloedvlag is maar gewoon de Vlissingse vlag. Maar goed, ik hoefde de vier fouten gelukkig niet uit te spreken en in overleg slaagden we erin om twee zinnen te componeren die naar mijn inzicht foutloos waren. Om een lang verhaal kort te maken: ik ben vier keer binnengelopen, heb de vlag vijf keer ontvouwen en heb zes keer de twee zinnen uitgesproken. Dat wordt straks geknipt en geplakt en gecombineerd met andere opnames tot een uitzending van, houdt u vast: zes minuten.

Geef mij maar een gewoon interview. Of nog liever: een lezing. Naar aanleiding van de uitzending geef ik die op zondagmiddag 14 september om 15 uur in het muZEEum. Ik combineer het onderwerp kapers met het onderwerp pelgrims omdat ik die week voor Film by the Sea acht keer een verhaal moet houden over Vlissingen als pelgrimsstad. Er is bij de lezingen voor Film by the Sea ook een documentaire over Santiago de Compostella (Walking the Camino) en een stadswandeling. Komt dat horen en zien! Oh ja: ik zal meer dan twee zinnen uitspreken.