(113) Arnemuidse Vlissingers

De aanleg van de Zeeuwse spoorlijn in de jaren zeventig van de negentiende eeuw betekende voor het eiland Walcheren, vooral de steden Middelburg en Vlissingen, een grote economische stap voorwaarts. Immers: vervoer over land werd steeds belangrijker en in de havens van de twee steden was het stil geworden omdat er geen aansluiting was met het Duitse achterland. Van dat laatste had bijvoorbeeld de haven van Rotterdam wel volop kunnen profiteren. Voordat de spoorlijn helemaal kon worden doorgetrokken van Vlissingen naar Bergen op Zoom, moesten er twee zeegaten worden afgesloten: het Kreekrak tussen Zuid-Beveland en Brabant in 1867 en het Sloe tussen Zuid-Beveland en Walcheren in 1871. De spoorlijn was in 1872 klaar. In dat laatste jaar werden in Vlissingen maar liefst twee stations gebouwd: langs het kanaal door Walcheren en aan de Buitenhaven.

Niet iedereen op Walcheren was blij met het afdammen van het Sloe. De Arnemuidenaren bijvoorbeeld. Voor hen was de zeearm van levensbelang: in de zestiende en zeventiende eeuw voor de handel en later voor de visserij. Het Sloe was altijd een veilige en snelle route geweest naar het stadje, maar nu dachten veel vissers erover om een andere thuishaven te zoeken. Er waren twee opties: Veere en Vlissingen, waarvan de laatste voor de meeste vissers de voorkeur had. Vlissingen was veel groter dan Veere en bood dus een betere thuismarkt. Bovendien verbleven er in de Scheldestad veel Belgische loodsen en binnenvaartschippers die, net als de oorspronkelijke Vlissingers, veel grotere viseters waren dan de inwoners van de meeste andere dorpen en steden op Walcheren. Bovendien had Vlissingen een nagenoeg ongebruikte en veilige binnenhaven en waren de verbindingen met het achterland beter door onder andere de nieuwe spoorlijn. Veel Arnemuidenaren  kozen er daarom voor om met schip en al te verhuizen, zodat er in de haven van Vlissingen vanaf 1873 enige tientallen vissersschepen bij kwamen. Het waren kleine houten hoogaarzen waarmee vooral op garnalen werd gevist.

De families zelf kozen voor woningen in de oude stad die goedkoop waren in de huur en dicht bij de haven lagen. Zo ontstond er een hechte, traditionele en gesloten leefgemeenschap die maar heel langzaam in de plaatselijke bevolking zou opgaan. Tegenwoordig is deze geschiedenis vooral nog terug te zien in het telefoonboek van Vlissingen: het aantal van oorsprong Arnemuidse namen, zoals De Nooijer, Van de Ketterij, Van Belzen en Schroevers is nog steeds zeer groot. De Historische Vereniging Arnemuiden meldt op haar website dat er in 1948 in Vlissingen 275 mensen luisterden naar de achternaam De Nooijer. In Arnemuiden waren dat er toen 216.