(112) Van blokmaker tot beeldhouwer

In de achttiende eeuw was Vlissingen literair gezien een landelijk toonaangevende stad, met Betje Wolff en Jacobus Bellamy als de bekendste representanten. In de negentiende eeuw was het allemaal wat minder, hoewel de stad wel degelijk een aantal artistieke talenten met landelijke bekendheid voorbracht. De belangrijkste was dichter en beeldhouwer Jan François Brouwenaar.

Brouwenaar werd op 15 juli 1815 in Vlissingen geboren. Zijn vader was kapper en pruikenmaker en het gezin woonde in de Walstraat. Hij volgde enkele jaren de lagere school in de Sint-Jacobsstraat en moest op tien-jarige leeftijd gaan werken. Zoals de meeste Vlissingse kinderen in die tijd kreeg Jan een baantje bij de Marinewerf, in de werkplaats van de blokmakers. Tegelijkertijd mocht hij een opleiding volgen op de tekenschool, waar hij opviel door zijn toewijding en talent. Hier won hij met zijn beeldhouwwerk verschillende prijzen. In de avonduren, dus na de lange werkdagen van 12 tot 14 uur, studeerde hij Frans, Engels, Duits en Italiaans. Op 29-jarige leeftijd verliet Brouwenaar het ouderlijk huis om zijn droom, een reis naar Italië, waar te maken. Hij bezat echter te weinig geld om dit te doen en ging daarom eerst naar Brussel om werk te zoeken en daar mogelijk zijn kunstenaarschap verder te ontwikkelen. Hij werd leerling bij de beroemde beeldhouwer Willem Geefs. Ook daar won hij een paar keer eerste prijzen met zijn werk. Naast het beeldhouwen bewees Brouwenaar zich ook als dichter en wist hij verschillende gedichten geplaatst te krijgen in Vlaamse en Nederlandse literaire tijdschriften. In 1849 nam hij deel aan een prijskamp van de Koninklijke Akademie van beeldende kunsten te Amsterdam. De eerste prijs was een vierjarig verblijf in Italië: zijn grootste wens die nog steeds niet in vervulling was gegaan. Hij schreef zich in bij deze academie en werd, samen met drie anderen, toegelaten tot de voorronde. Drie van hen, waaronder Brouwenaar, haalden de finale en kregen de opdracht om in drie maanden tijd een beeld te maken van Soranus de Batavier. Brouwenaar ging met een grote inzet en verbetenheid aan de slag. Hij wist dat er een kunstwerk gemaakt moest worden waaraan zijn twee concurrenten, die al jaren bezig waren met hun opleiding tot beeldhouwer, niet zouden kunnen tippen.

Toen het beeld bijna klaar was, werd Brouwenaar echter overvallen door twijfel en onzekerheid. Uiteindelijk vluchtte hij in verwarde toestand weg uit de kleine ruimte waarin hij bijna drie maanden had kunnen werken. Na de nodige omzwervingen in onder andere Rotterdam, keerde hij na twee dagen terug in Amsterdam waar hem de toegang tot de academie werd geweigerd. Men was, waarschijnlijk terecht, bang dat hij zijn eigen kunstwerk wilde vernielen. Na een sprong in het Rokin en de redding door omstanders, liet hij zich op advies van zijn begeleiders opnemen in het Buitengasthuis dat gespecialiseerd was in de behandeling van psychische aandoeningen. Terwijl zijn gezondheidstoestand verslechterde, hij leed als gevolg van zijn sprong in het Rokin aan cholera, geraakte de prijskamp in een beslissende fase. De personen die de drie werken moesten beoordelen waren niet op de hoogte van de toestand van Brouwenaar, maar riepen unaniem zijn beeld tot winnaar uit. De Vlissingse kunstenaar had de reis en het vierjarig verblijf in Italië gewonnen. Brouwenaar heeft het goede nieuws nog wel te horen gekregen, maar overleed een week later, op 24 september 1849.

Tip: Onlangs verscheen bij de Vlissingse bibliotheek een e-book over Brouwenaar, samengesteld door Joep Bremmers. Zeer de moeite waard! Gratis te downloaden op: www.nederland-schrijft.nl/verhaal?pi=39&story_id=330.