(126) Piet Surrogaat

Op 1 september 1941 werden de gemeenteraden in Nederland afgeschaft en mochten de wethouders zich niet meer met politiek bezighouden. Zij kregen ambtelijke taken. Hetzelfde was op provinciaal niveau gebeurd met de Provinciale Staten en de gedeputeerden.  Bij het uitbreken van de oorlog waren de meeste burgemeesters echter wel in functie gebleven. Veel van hen kozen ervoor om de dialoog met de Duisters aan te gaan en op deze manier zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen voor hun gemeente. Sommigen gingen daarbij van tijd tot tijd een stapje verder en uitten kritiek op de bezetters. Zij balanceerden met hun houding op een dunne draad: de kunst was om dit zodanig te formuleren dat de Duitsers er geen aanstoot aan namen en het de bevolking duidelijk was dat hun burgemeester nog steeds aan de goede kant stond, waarbij goed synoniem was met anti-Duits.

Tegelijkertijd waren zij ook handhavers van het gezag, en dat werd gedicteerd door de Duitsers. Daden van verzet moesten worden gestraft en het was vooral in dit spanningsveld dat de burgemeesters het moeilijk hadden. Wie niet streng was of niet adequaat genoeg reageerde op de bevelen van hogerhand, werd ontslagen. Dit lot trof in 1941 onder andere de burgemeesters van Terneuzen en Goes. In totaal werden er tussen januari 1941 en juli 1944 in Zeeland 40 van de 97 burgemeesters ontslagen. In Vlissingen werd de populaire burgemeester Albert van Woelderen op 28 april 1943 gevangengenomen en op 14 september 1943 opgevolgd door de N.S.B.-er Piet Callenfels. Deze kon bij zijn aantreden op weinig sympathie bij de Vlissingse bevolking rekenen, de groep Duitsgezinden uitgezonderd. Hij werd bespot en door weinigen serieus genomen. Zijn bijnaam was Piet Surrogaat, een verwijzing naar zijn status als plaatsvervanger van de echte burgemeester die voor Vlissingen in de twintig jaar daarvoor zoveel had betekend, maar ook omdat hij, volgens de overlevering, een nagemaakte ambtsketen droeg. De echte was zoekgeraakt of zoekgemaakt. In de dagelijkse werkelijkheid bleek Callenfells echter geen slechte burgemeester te zijn. Volgens degenen die hem hebben meegemaakt, en de meeste daarvan waren geen N.S.B.-ers, was het een sociale, rustige en eerlijke man. Hij had voor de N.S.B. gekozen omdat hij naar eigen zeggen sociaalvoelend was. Callenfells was geen antisemiet, zeker geen aanhanger van Hitler en heeft geen oorlogsmisdaden op zijn naam staan. Hij nam weinig maatregelen tegen het plaatselijke verzet, koos mensen in zijn directe omgeving op basis van kwaliteiten en niet omdat ze pro-Duits waren. Hij weerstond de tegenwerking op het stadhuis, maar heeft nooit wraak genomen door mensen aan te geven, wat hij makkelijk had kunnen doen. De burgemeester was bevriend met de moeder van Annie M.G. Schmidt en kende dus ook haar dochter die hij aanspoorde om schrijfster te worden. Annie vond dat Callenfels aardige ogen en een vriendelijke glimlach had.

Vanzelfsprekend moest Callenfels, al was het alleen maar om zijn positie te behouden, zijn contacten met de Duitsers onderhouden en af en toe een daad stellen. Zijn optreden bij het invorderen van fietsen en het verplicht tewerkstellen van mannen bij de aanleg van de verdedigingswerken in 1944, was fel. Desondanks beoordeelden de Duitsers hem als een slappe bestuurder, maar vonden dat geen echte reden om hem van zijn taken te ontheffen. Sterker nog: op 3 november 1944, de dag waarop Vlissingen werd bevrijd, werd hij benoemd als burgemeester van Woerden, waar de bezetting nog vijf maanden zou duren