11. De ene executie is de andere niet


Hoe Hernando Pacheco tevergeefs smeekte om onthoofd te worden in plaats van opgehangen en hoe moeilijk het was om een geschikte beul te vinden.

Peter van Druenen

De dagen en weken na de geslaagde Opstand liep Vlissingen vol met geuzen en andere avonturiers. De belangrijkste geuzenleider Willem Bloys van Treslong liet met drie schepen maar liefst 200 mannen overbrengen naar de Scheldestad. Deze zouden zijn opgetrommeld door de tijdelijke stadsregering. De mannen kwamen uit Den Haag, Delft, Rotterdam en Den Briel. Het was Treslong die aandrong op een snelle berechting van Pacheco. Hij was in de veronderstelling dat de Spanjaard een familielid was van Alva en degene die zijn broer had vermoord. Wat ook tegen de Spanjaard pleitte, was het gerucht dat hij een lijst met Vlissingse mannen bij zich had die in opdracht van Alva moesten worden terechtgesteld. Deze lijst zou hij op weg naar de gevangenis hebben verscheurd en weggegooid.

De rechtszaak tegen Pacheco werd geleid door Glaude, de baljuw die hem, geheel volgens de hooggespannen verwachtingen, tot de dood aan de galg veroordeelde. De gevangene, die daar niet op had gerekend, bood vervolgens geld aan in een poging om onder zijn executie uit te komen. Toen hij eenmaal besefte dat zijn einde onontkoombaar was, smeekte Pacheco met het zwaard ter dood gebracht te worden. Onthoofding was minder pijnlijk en bovendien voorbehouden aan de adel en andere hooggeplaatste personen. Om zijn verzoek kracht bij te zetten, vergeleek hij zijn maatschappelijke status met die van de opstandige graven van Egmond en Hoorne die in juni 1568 in opdracht van Alva met het zwaard terecht waren gesteld op de Grote Markt in Brussel. Zijn verzoek, dat blijkbaar snel in de openbaarheid werd gebracht, werd met hoongelach ontvangen. Het samengestroomde en opgehitste volk schreeuwde dat hij geen heer was maar een schelm: ‘zyt ghy Heeren? ghy zyt schelmen!’.

De voorbereidingen voor de terechtstelling verliepen niet bepaald soepel en dat was waarschijnlijk de reden waarom het zo lang duurde voordat hij daadwerkelijk kon worden terechtgesteld. In Vlissingen was er niet zo vaak sprake van een doodvonnis en wanneer dat wel zo was, werd er gebruik gemaakt van de Walcherse beul die in Middelburg woonde. En daar zat het probleem: deze stad was nog in Spaanse handen en het verkeer en de communicatie tussen de twee grootste steden van het eiland was volledig stilgevallen. De Vlissingers moesten dus uit de eigen gelederen een beul rekruteren en dat bleek niet mogelijk. Ten einde raad wendde men zich tot een gevangene die vastzat vanwege een moord. Deze sputterde eerst tegen omdat hij niet kon leven met het idee dat zijn moeder een beul had gebaard. Dan stierf hij liever zelf. Uiteindelijk gaf hij toe, nadat hem was verteld dat de ter dood veroordeelde een Spanjaard was die zeer wrede daden op zijn geweten had. De enige eis van de toekomstige beul was dat hij toestemming kreeg om iedereen te doden die hem zijn daad zou verwijten. Dit werd toegestaan en op 8 mei 1572 , een maand na zijn aankomst in Vlissingen, werden Pacheco en de twee boodschappers opgehangen door een beul die zich al had bewezen als moordenaar, maar deze klus tegen zijn zin moest uitvoeren.

Het terechtstellen van de drie Spanjaarden kwam direct voort uit de Vlissingse opstand en was duidelijk geen onderdeel van de plannen van de aanvankelijke leiders. De wijze waarop Pacheco kort na 6 april gevangen werd genomen, wees nog niet op een voor hem fatale afloop. Pas toen het geuzenleger de stad had overspoeld en haar leider Willem Bloys van Treslong zijn executie had geëist, werd het een reële optie en uiteindelijk zelfs onvermijdelijk. Of de aantijgingen, de moord op de broer van Treslong, de brute repressie in Deventer en de Spaanse dodenlijst met Vlissingers, op waarheid berustten, is nog maar de vraag. Het lijkt er vooral op dat de stad, direct na de fluwelen opstand, tegen wil en dank geconfronteerd werd met militante medestanders van buitenaf die zich wilden aansluiten bij het succes waaraan zij zelf part noch deel hadden gehad. De Vlissingers lieten dit gebeuren, waarschijnlijk onder de indruk van de plotselinge aandacht en het idee dat ze op dat moment het succesvolle middelpunt waren van de beginnende oorlog tegen de Spanjaarden van Alva.

Volgende week: Hoe Vlissingen toch het liefst een Spaanse stad wilde blijven, maar dan wel zonder Alva.

Afbeelding: De terechtstelling van kapitein Hernando Pacheco in Vlissingen op 8 mei 1572 (gravure van Jan Luyken, Rijksmuseum, Amsterdam).