10. Walen en Spanjaarden gevlucht, op één na

Hoe kapitein Hernando Pacheco voor de verkeerde werd aangezien, hoe deze zijn ring weggaf en ter dood werd veroordeeld.
Peter van Druenen

De opstandelingen voelden de capitulatie van de Spaanse vloot als een overwinning en trokken de stad weer in, terug naar het stadhuis waar inmiddels vanuit Middelburg, de nog steeds door en door Spaansgezinde en vrome bisschopsstad, de stadhouder van Zeeland, Anthonie van Bourgondië, was gearriveerd. Anthonie was een trouwe volgeling van Alva en had in 1567 een belangrijke rol gespeeld in het ontmoedigen van de groep watergeuzen die via de Vlissingse kust, Walcheren wilde veroveren op de Spanjaarden. Hij was, net als Johan van Kuyk, een begenadigd spreker en werd in staat geacht om door middel van overreding een woedende menigte zoals die in Vlissingen, tot rede en inkeer te brengen.

De stadhouder hield zijn gehoor voor dat er nog niets verloren was voor Vlissingen en dat de mensen niets hoefden te vrezen. Er waren immers nog geen echte halsmisdrijven gepleegd en dat ene kanonschot kon door de vingers worden gezien, daar zou hij zich voor gaan inzetten. De landvoogd zou alles vergeven en vergeten. De snel groter wordende menigte liet zich echter niet ompraten en werd steeds luidruchtiger. Er werd gelachen en gejouwd en geleidelijk aan kwam het gedrang steeds dichter bij de spreker. Het was voor hem al spoedig geen vraag meer óf de opstandelingen hem en de kwartiermakers zouden aanvallen, maar wanneer. Hij besloot daarom onmiddellijk de stad te verlaten, of beter gezegd: te ontvluchten, en terug te keren naar Middelburg. En weer had de meute het idee dat er een overwinning was behaald, hetgeen niet onterecht was. De Spaanse schepen waren onschadelijk gemaakt en de stadhouder en de kwartiermakers gevlucht. Er liepen nog wel wat Walen rond, maar een deel van hen was al vertrokken en de rest zou zonder wapengekletter of ander geweld binnen een paar dagen volgen.

Tegenwoordig zouden we het soort revolutie zoals die zich in Vlissingen op 6 april 1572 voltrok, het predikaat fluweel meegeven: behalve het dronkemansschot dat vanaf het havenhoofd op de Spaanse schepen werd afgevuurd en de klappen die Jan Alman kreeg van een van de Spaanse kwartiermakers, waren er geen geweldsincidenten geweest. Geen gewonden, geen doden. En toch zouden die er vallen, weliswaar een maand later, maar wel als duidelijk gevolg van de Vlissingse opstand: Hernando Pacheco, kapitein van de Spaanse infanterie, en twee boodschappers.

Pacheco arriveerde op de tweede paasdag per schip op de rede van Vlissingen. Hij had opdracht gekregen van Alva om rapport uit te brengen over de situatie in de havens op Walcheren. Vlissingers enterden het schip en Pacheco liep een verwonding op aan zijn hoofd en werd gearresteerd. Onderweg werd hij uitgejouwd door het samengestroomde volk dat zijn dood eiste. Op een of andere manier was het gerucht de wereld in gekomen dat de gevangene de zoon was van Alva.

Pacheco werd eerst naar een burgerwoning bij de Oude Brug gebracht, en later naar het Stadts Ghevanghenhuys. Hij werd daar bezocht door een aantal opstandelingen die wisten te vertellen dat hij in Deventer een van de leiders van de bezetting was geweest. Er deden vreselijke verhalen over hem de ronde, onder andere dat hij een van hun dochters voor eigen gebruik had opgeëist. De haat tegen Pacheco in Deventer was daarom zeer groot en het was voor de afgevaardigden uit die stad geen vraag meer welke straf hij zou moeten krijgen: de doodstraf.

Volgende week: Hoe Pacheco tevergeefs smeekte om onthoofd te worden in plaats van opgehangen en hoe moeilijk het was om een geschikte beul te vinden.

Afbeelding: Ets van Simon Fokke uit 1784. Tekst: ‘De Spaansche bezetting uit Vlissingen verdreven, 1572’. (Rijksmuseum, Amsterdam).